Examenleerstof Flashcards

1
Q

Leg het verschil uit tussen een retroactieve en een interpretatieve wet?

A

Herkwalificatietoets: “geeft aan de geïnterpreteerde bepaling de betekenis die de wetgever er bij aanvang aan wou geven en die zij redelijkerwijze kon krijgen”. Zo ja: interpretatieve wet, zo niet: retroactieve wet.

  1. Interpretatief
  • Indien interpretatief: tweede vraag: strafrecht of niet?
    Indien strafrecht:
  • Derde vraag: nieuwe strafbaarstelling/zwaardere straf?
    Indien ja: schending
    Indien nee: vierde vraag: kracht van gewijsde? (zie hieronder)
  • Indien geen strafrecht: derde vraag: inbreuk op kracht van gewijsde?
    Indien ja: schending
    Indien nee: geen schending

2. Retroactief

  • Indien retroactief: tweede vraag: hangend rechtsgeding?
    Indien geen invloed op hangend rechtsgeding: normale toets
    “Onontbeerlijk voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang”, zo niet: schending
  • Indien invloed op hangend rechtsgeding: strenge toets (appreciatie)
    “Uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang”, zo niet: schending
    Indien wordt teruggekomen op definitieve rechterlijke uitspraak: schending
    Indien retroactieve lichtere straf: geen schending, zwaardere straf: wel schending
  • Als het gebruik van de retroactieve of interpretatieve wet correct is, dan moet de rechter deze onmiddellijk toepassen op hangende rechtsgedingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt het begrip volle rechtsmacht in ivm met art. 6, §1 EVRM?

A

Toepassingsgebied 6§1 EVRM:

  1. Geschil over burgerlijke rechten en verplichtingen:

Sedert arrest Le Compte: ook publiekrechtelijke aspecten, nl. de werking van beroepsorden die tuchtrechtelijke straffen kunnen opleggen. Dat wordt nu ook beschouwd als een burgerrechtelijk geschil.

Niet-burgerlijk in de zin van 6§1 EVRM: kiesrecht, legerfuncties en belastingrecht. Burgerlijk in de zin van 6§1 EVRM: ambtenarenrecht, sociale zekerheid, tuchtgeschillen en overheidsvergunningen

  1. Uitspraak over gegrondheid van een strafvervolging (hierover zal casus gaan):

Vonnisgerechten oordelen daarover.

Begrip straf: in dit kader een autonome betekenis. Daarom is 6§1 ook van toepassing op administratieve geldboetes.

EHRM oefent controle uit of die boetes aan de notie straf van 6§1 kan voldoen. Het kan wanneer voldaan aan criteria:

  • Bedrag is hoog
  • Zelfs als bedrag laag is: wanneer de overtreden rechtsnorm een algemeen karakter heeft en een preventief en repressief doel.

Arrest-Ostum: verkeersovertreding van ongeveer 20 euro. Toch heeft het EHRM aanvaardt dat er voldaan is aan de twee volwaarden.

Dus bijna alle administratieve geldboetes voldoen aan die criteria, wat betekent dat het niet de administratieve overheid is die moet voldoen aan de waarborgen van 6§1, maar er moet wel beroep mogelijk zijn bij een rechtscollege dat voldoet aan die voorwaarden en volle rechtsmacht heeft (zie criteria hieronder).

RvS: heeft volle rechtsmacht wanneer hij in hoger beroep oordeelt over een uitspraak van administratieve rechtscolleges

  1. Wanneer 6§1 EVRM van toepassing is, moeten de daarin voorziene waarborgen in principe in alle jurisdictionele graden (eerste aanleg, hoger beroep en cassatie) verzekerd zijn.

1 uitzondering: tuchtrechtelijke en administratieve procedures:

  • Voorwaarden van 6§1 niet nodig op elk niveau
  • Op voorwaarde dat hoger beroep:
  • Wel voldoet aan voorwaarden 6§1
  • Volle rechtsmacht heeft in de zin van Straatsburg:
  • Kan rechtsvragen en feitenkwesties beoordelen (dus niet Cass., want oordeelt niet in feite)
  • Kan naleving van evenredigheidsbeginsel controleren

>< Begrip volle rechtsmacht internrechtelijk: wanneer het rechtscollege de beslissing van een lager rechtscollege kan hervormen (maar dat is dus geen vereiste voor het EHRM!)

  1. Waarborgen 6§1 EVRM:
  • Recht op toegang tot de rechter
  • Recht op eerlijk proces
  • Wapengelijkheid tussen de partijen (vooral tussen OM en beklaagde)
  • Recht op tegenspraak
  • Recht op een openbare behandeling en een openbare uitspraak
  • Recht op een einduitspraak binnen een redelijke termijn

Arrest Ferrara-Jung: gaat om een resultaatsverbintenis om het systeem zo te ordenen dat er binnen een redelijke termijn uitspraak kan worden gedaan

Volstaat dat vordering van redelijke termijn wordt ingeroepen.

  • Recht op behandeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechtelijke instantie welke bij wet is ingesteld

Mag niet gaan om buitengewone rechtscolleges

Indruk hebben om dat er onpartijdig recht wordt gesproken. Moet elke schijn van partijdigheid leiden tot de vervanging van de rechter? Niet noodzakelijk. Wel is België veroordeeld geweest wanneer eenzelfde rechter 2 keer in verschillende instanties heeft opgetreden.

Vrees moet objectief gerechtvaardigd zijn en men houdt ook rekening met de effectieve bekwaamheid van de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het gelijkheidsbeginsel uit? (ivm met arrest GWH)

A
  1. Vergelijkbaarheidstoets:

= de categorieën moeten voldoende vergelijkbaar zijn

Geldt enkel voor de positieve omschrijving van het gelijkheidsbeginsel, niet voor de negatieve.

Niet zo een groot belang voor het GWH. Vooral de uitvoerende macht komt vaak met dit argument. Meestal enkel antwoord als er kennelijk een onvergelijkbaarheid is of om te antwoorden op die zever van de uitvoerende macht. Categorieën van personen moeten natuurlijk met elkaar vergeleken kunnen worden. Vb.: RvS vergeleken met het overlegcomité: ongelijkbaarheid vastgesteld, want rechtscollege vergeleken met een politiek orgaan.

  1. Doelmatigheidstoets:

= streeft de norm een wettig doel na?

Vooral afgeleid uit de parlementaire voorbereiding van de norm = vertrekpunt van de doelstelling van de wettelijke maatregel.

  1. Doel moet geoorloofd zijn: Speelt een groot belang bij retroactieve wetgeving die wil ingrijpen in hangende rechtsgedingen. Voetnoot 221: stewards bij Sabena hadden een pensioenregeling (bij KB bij uitvoering van een wet), waarin stond dat de regeling voor vrouwen boven de 40 jaar veel minder moest zijn omdat ze minder mooi zijn. Dat is dus duidelijk een ongeoorloofd doel.
  2. Criterium van onderscheid:
  • Objectief vaststelbaar: stel maar eens een subjectiviteit vast, bijna nooit een probleem
  • Pertinent: met die maatregel moet men het doel kunnen bereiken; hoe kan het doel worden bereikt?
  1. Gevolgen van de maatregelen mogen niet in een onevenredige verhouding staan met het nagestreefde doel (= evenredigheidsbeginsel). Had de overheid een minder ingrijpende maatregel kunnen nemen om zijn doel te bereiken? Vroeger marginale toetsing, maar nu treedt het GWH veel strenger op. Hier zal dus meestal het probleem liggen.

Oplossing:

Het Hof heeft besloten de omstreden bepalingen in strijd te verklaren met het gelijkheidsbeginsel en dus te vernietigen.

Reden:

“Het verschil in behandeling is gegrond op het criterium van het geslacht van de ouders. Alleen zeer sterke overwegingen kunnen een verschil in behandeling verantwoorden dat uitsluitend op het geslacht is gegrond”.

Het Hof zegt dan dat de overwegingen van de wetgever uit de aangehaalde parlementaire voorbereiding niet geacht kunnen worden zeer sterk te zijn.

  • Het Hof vernietigt de omstreden bepalingen omwille van een niet pertinent criterium van onderscheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de voorwaarden voor impliciete bevoegdheden?

A
  • Noodzakelijk, gedifferentieerde regeling en marginale weerslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het kiesrecht in België uit

A

Artikel 8 Gw

  1. Staat van Belg is vereist voor alle verkiezingen, behalve de verkiezingen voor het Europees parlement (daarvoor moet men gewoon EU-onderdaan zijn). Ook voor de eventuele niet-bindende volksraadplegingen geldt dit niet. EU-onderdanen mogen ook deelnemen aan gemeenteraadverkiezingen (3e lid) en niet-EU-onderdanen kunnen ook bij federale wet deelnemen aan die gemeenteraadsverkiezingen, met beperkingen:
  2. Enkel het actief kiesrecht (kunnen kiezen)
  3. Niet het passief (kunnen niet verkozen worden)
  4. Moeten 5 jaar wettig in België verbleven hebben
  5. Moeten een verklaring in het gemeentehuis ondertekenen dat zij de GW en het EVRM zullen eerbiedigen (4e lid).

3e en 4e lid: ‘wet’ lezen als federale wet. Kan die bevoegdheid dus niet delegeren aan gemeenschappen en gewesten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg delegaties wetgevende macht aan de uitvoerende macht uit?

A

2 items over delegaties van de wetgevende aan de uitvoerende macht:

Bij/door wet bepaalt: voorbehouden

Krachtens: niet-voorbehouden

  • Delegatieverbod v. essentiële elementen

<-> niet-essentiële elementen

⇒ Delegatie mogelijk

·Voldoende nauwkeurig

· Niet-essentieel

  • Uitz.: wel delegatie v. ess. elementen mogelijk
  1. ·Uitz omstandigheden (ruime opvatting)
  2. ·Uitdrukkelijke & ondubbelzinnige machtiging
  3. · Bekrachtiging door de wetgever binnen redelijke & korte termijn (+/- 12 tot 16 maanden)
  • Uitz op uitz. (versterkt wettigheidsbeginsel):

· Onderwijs: 24 §5 GW

·Strafzaken: 12, 2e lid GW

  • Uitz. 23 GW: moet enkel onderwerp van de te nemen maatregelen aangeven, rest mag de koning doen (verzwakt wettigheidsbeginsel)

WM: alg principes

Bv. 14 GW: min + max straf

De rest mag gedelegeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 4 afwijkende technieken op de bevoegdheidsverdeling?

A
  1. Gedeelde exclusieve bevoegdheden:

Sommige deelaspecten exclusief voor ene overheid, andere deelaspecten exclusief voor andere overheid. (vb.: jeugdbescherming art 5 §1 II 6° BWHI, politie van gevaarlijke bedrijven art 6 §1 II 1e lid 3° BWHI, landbouw art 6 §1 V BWHI, energiebeleid art 6 §1 VII BWHI).

Vaak samenwerkingsakkoorden nodig (Vb.: tewerkstellingsbeleid, verkeersbeleid)

2. Parallelle bevoegdheden

Binnen een bevoegdheidsdomein het beleid cumulatief en naast elkaar door onderscheiden gezagsniveau uitgeoefend. (vb.: openbaar industrieel initiatief (gew. + fed. uit GWH), wetenschappelijk onderzoek (alle uit art. 6bis BWHI), openbare kredietinstellingen (gew. + fed. uit art. 6, §1, VI, 2° BWHI) à aanduiden)

Veel grondrechten zijn parallelle bevoegdheden (art. 11bis, art. 22 2e lid, art. 22bis, art. 23, art. 32 GW.)

3. Eigenlijke (integrale) concurrerende bevoegdheden

Deelstaten slechts bevoegd zolang federale overheid niet is opgetreden. Optreden van federale overheid heft de regeling van deelstaten op. 1 toepassing: art 170, §2 GW: voorrang van fiscale wet op fiscaal decreet (voor zover daartoe de “noodzakelijkheid” blijkt).

4. Oneigenlijke (beperkte) concurrerende bevoegdheden

Federale overheid stelt basisregels vast, deelstaten kunnen die “toepassen” of “aanvullen en toepassen”, zonder de federale basisregels te schenden: dus enkel verstrengen, maar niet versoepelen. (vb.: erkenning gezondheidsberoepen (gem.), overheidsopdrachten (gew.), brandbeveiliging (gem. en gew.), motivering van individuele bestuurshandelingen, beperkingen van privé- en gezinsleven (art. 22 1e lid GW))

Let op!:

Waarborgen van privé- en gezinsleven: art 22 2e lid GW = parallelle bevoegdheid

Beperken van privé- en gezinsleven: art 22 1e lid GW = oneigenlijk concurrerende bevoegdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zit het met de conflictenregeling bij de afwijkende technieken van de bevoegdheidsverdeling?

A
  • Concurrerende bevoegdheden onderschikking:

Federale norm gaat voor op deelstatelijke norm. Controle GWH op noodzakelijkheid (art 170 §2 GW). Beroep op impliciete bevoegdheden mogelijk

  • Exclusieve bevoegdheden nevenschikking:

Gevaar op doorkruisen van elkaars beleid: GWH en RvS passen “evenredigheidsbeginsel” toe: geen enkele overheid mag bij het voeren van een beleid binnen haar bevoegdheid de uitoefening van de bevoegdheid van een andere overheid onmogelijk of overdreven moeilijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 2 algemene beperkingen op de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten?

A
  1. De EMU

Uitvinding GWH: samenlezing van alle wetten op de staatshervorming: geïntegreerde markt en eenheid van munt

Gevolg: beperking op de bevoegdheidsuitoefening: geen maatregel van deelstaten mag een belemmering van vrij verkeer van goederen en productiefactoren tussen deelgebieden inhouden. (vb.: Waalse waterbelasting)

3e SH: verankerd in BWHI (beperking economische bevoegdheden: art. 6 §1 VI BWHI; beperking leencapaciteit deelstaten: art 49 §6-7 Bijz. Fin. W.)

2. De voorbehouden materies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg de moties uit?

A

Federaal:

In zowel art 46 als 96 GW is er sprake van moties van vertrouwen (regering vraagt vertrouwen) en wantrouwen (parlement wantrouwt). Die moties kunnen enkel uitgaan van KvV, en niet de senaat (art 101 GW). Moeten aangenomen worden met een meerderheid van de leden van de Kamer, niet de meerderheid van stemmen. Ongeacht het aantal aanwezigen, moeten de moties gesteund zijn door de meerderheid.

De moties zijn gericht tegen de 1e minister. Federaal zijn de moties niet tegenover individuele ministers, deelstatelijk kan dat wel. Er is sprake van gewone en constructieve moties. Dan gaat het over de vraag of er een opvolger voor de 1e minister wordt voorgesteld. Gewone moties worden verworpen of aangenomen zonder dat er een opvolger wordt voorgesteld.

Deelstatelijk:

Moties (70-73 BWHI):

  • Voor Vlaamse, Waalse, Fr. Gem., Dui. Gem.
  • Voor Brussel nuance voor motie van wantrouwen: meerderheid in beide taalgroepen of minstens taalgroep van minister vereist
  1. Motie van wantrouwen:
  • Tegen regering of een van haar leden
  • Moet constructief zijn
  • Gevolg: van rechtswege ontslagnemend + opvolger aangesteld
  • Procedure: afkoelingsperiode 48 uur + volstrekte meerderheid van leden parlement ongeacht aantal aanwezigen
  • Verschillen met federale regeling:
  • Federaal: enkel tegen ganse regering
  • Federaal: ook gewone moties
  • Federaal: regering niet van rechtswege ontslagnemend, maar verplicht ontslag aan te bieden bij Koning
  • Federaal: ontbinding van de Kamer kan volgen
  • *2. Motie van vertrouwen:**
  • Vertrouwen gevraagd door regering
  • Goedgekeurd met meerderheid van leden
  • Zoniet: van rechtswege ontslagnemend (lopende zaken)
  • Procedure: afkoelingsperiode 48 uur
  • Verschillen met federale regeling:
  • Niet van rechtswege ontslagnemend: Kamer kan binnen 3 dagen opvolger voorstellen (motie constructief maken)
  • In dat geval verplicht om ontslag aan Koning aan te bieden
  • Geen opvolger binnen 3 dagen kan leiden tot ontbinding Kamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de datum van de verkiezingen? Leg uit

A

In akkoord voor 6e SH: verkiezingen voor de Kamer dienen samen te vallen met die voor het Europees parlement en bij uitbreiding met die van de deelstaatparlementen. Daarvoor 3 regels:

  1. Duur van mandaat van leden van Kamer voor 5 i.p.v. 4 jaar
  2. Verkiezingen voor Kamer vinden plaats op dezelfde dag als verkiezingen voor Europees parlement (65 3e lid GW)
  3. In geval van vervroegde ontbinding van Kamer, nieuwe zittingsperiode slechts tot dag van volgende verkiezingen voor Europees parlement. (46 6e lid GW)

Op 25/05/2014 vielen de verkiezingen voor de Kamer en deelstaatparlementen samen met die van het Europees parlement. Een bijzondere meerderheidswet kan bepalen dat de verkiezingen voor de Kamer samenvallen met de verkiezingen voor het Europees parlement, op voorwaarde dat tegelijk ook aan de deelstaten constitutieve autonomie wordt toegekend om de duur van hun legislatuur en de datum van hun verkiezingen vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg de assymtrie tussen Vlaams en Waals gewest uit?

A

137 GW: organen van de Vlaamse en de Franse gemeenschap kunnen de bevoegdheden van respectievelijk het Vlaamse en het Waalse gewest uitoefenen onder voorwaarden bepaalt door een bijzondere meerderheidswet. Dit is enkel langs de Vlaamse zijde uitgevoerd: 1 §1 BWHI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de assymtrie tussen Franse gemeenschap, Waalse gewest en Franse gemeenschapscommissie (COCOF)

A

138 GW: bevoegdheden van de COCOF kunnen geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend door de organen van het Waalse gewest, voor wat het Franse taalgebied betreft, en door de organen van de COCOF, voor wat de eentalige instellingen in Brussel betreft. Hiertoe moeten gelijkluidende decreten worden aangenomen. In dit geval heeft de COCOF dus ook decreterende bevoegdheid, in tegenstelling tot de Vlaamse gemeenschapscommissie die enkel besluiten en verordeningen kan nemen.

Overgedragen bevoegdheden: infrastructuren inzake LO, sport, openluchtleven, sociale promotie, beroepsomscholing en –bijscholing, stelsels van alternerend leven, leerlingenvervoer (zal waarschijnlijk op examen komen) en deel van gezondheidsbeleid en van bijstand aan personen en gezinsbijslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de assymtrie uit tussen Duitstalige gemeenschap en Waals gewest

A

139 GW: organen van de Duitstalige gemeenschap kunnen geheel of gedeeltelijk bevoegdheden van het Waalse gewest uitoefenen in het Duitse taalgebied. Hiertoe moeten gelijkluidende decreten worden aangenomen met een gewone meerderheid.

Overgedragen bevoegdheden: monumenten en landschappen, tewerkstelling en opgravingen, sommige bevoegdheden inzake ondergeschikte besturen en toerisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de samenloopprocedure uit?

A

Art 26 §4 BWGH: in geval van samenloop eerst PJV aan GWH:

  • Zelfs indien verdrag specifieker
  • Ambtshalve verwijzingsplicht: rechter moet nagaan of titel II GW een gedeeltelijk of geheel analoge bepaling bevat, anders zouden partijen de samenloopprocedure kunnen ontwijken, wat het geval is in Frankrijk.
  • Na antwoord GWH: rechter kan zelf toetsen aan verdrag

Uitzonderingen art. 26 §4 BWGH:

  • §2 en 3: algemene uitzonderingen
  • Rechtscollege bepaalt dat de bepaling uit Titel II GW klaarblijkelijk niet geschonden is: acte clair
  • Klaarblijkelijk wel schending dat blijkt uit een internationaal arrest: acte éclairé
  • Acte éclairé: Titel II: nationaal arrest van het GWH

Melki en Abdeli:

Is toetsingsvoorrang niet in strijd met EU-recht? Want Simmenthal-doctrine: elke rechter moet steeds onmiddellijk een schending van het EU-recht kunnen opheffen.

Band met Unierecht vereist!

Voorwaarden opdat de toetsingsvoorrang conform is aan die doctrine:

  1. Parallelle of latere PJV aan HvJ is mogelijk
  2. Rechter moet te allen tijde alle voorlopige maatregelen kunnen nemen (art 30 BWGH)
  3. Na antwoord GWH kan rechter zelf nog toetsen aan het Unierecht
  4. Letterlijke omzetting van een richtlijn (en dus de geldigheid van die richtlijn): eerst PJV aan HVJ

Dan ook nog Melloni:

Art 53 Handvest: voorrang aan de ruimste rechtsbescherming

MAAR HvJ: “voorrang van Unierecht is wezenlijk kenmerk van EU, daarom: EU-recht gaat voor op nationale recht, met inbegrip van de GW en dit geldt ook als de GW een ruimere bescherming biedt van de grondrechten dan het Handvest”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Montesquieu:

A
  • Grondlegger van de scheiding der machten samen met John Lock ⇒ Ontleedde de Engelse GW, die hij als staatsinrichting aanprees omdat ze de individuele vrijheid het best tot haar recht liet komen.
  • Deze “machtenscheiding” is evenwel niet absoluut: “le pouvoir arrête le pouvoir”. Er is sprake van een wederzijdse beperking van de machten door het inbouwen van “checks and balances”. Een onderlinge samenwerking tussen de machten is dus volgens hem noodzakelijk.
  • Deze trias politica-leer heeft een sterke aantrekkingskracht op de Westerse democratieën uitgeoefend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Chief Justice Marshall

A
  • Was Chief Justice (hoogste rechter in de Supreme Court) tijdens de rechtszaak Marbury v. Madison
  • Marbury v Madison was in 1803 een belangrijke rechtszaak, die het systeem van de grondwettigheidstoetsing in Amerika zou bepalen. Er werd besloten dat de hogere rechtsnorm primeert op de lagere rechtsnorm, en dat de grondwet dus primeert op de wetgever. Er werd ook besloten dat elke rechter de bevoegdheid heeft om wetten te toetsen aan de grondwet (diffuus stelsel van grondwettigheidstoetsing).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rousseau

A
  • Tegenpool van Montesquieu
  • Grondlegger van de volkssoevereiniteit
  • Verwerpt het idee van het bestaan van meerdere zelfstandige machten en gaat uit van een absolute volkssoevereiniteit, die ook onvervreemdbaar en onverdeelbaar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sièyes

A
  • Grondleggen van de soevereiniteit van de natie
  • Alle machten gaan uit van de natie. “Natie” omvat de collectiviteit van burgers uit het verleden, het heden en de toekomst. Omdat dit begrip abstract is, is de vertegenwoordiging van die natie noodzakelijk. Die vertegenwoordigers worden door het volk gekozen, maar vertegenwoordigen in theorie de natie zelf en niet de kiezers.
  • Geldt in België
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hans Kelsen

A
  • Grondlegger idee van centrale grondwetstoetsing (>< diffuse grondwetstoetsing van Marbury v. Madison)
  • De grondwetstoetsing moet behoren tot een enkel orgaan dat niet behoort tot de rechterlijke macht.
  • Vooral invloed in Europa: vrijwel elk land in Europa een grondwettelijk hof dat die bevoegdheid heeft, ook België.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg dubbel mandaat uit

A
  • Men kan niet tegelijk lid van beide Wetgevend Kamers zijn (49 GW)
  • Leden van de deelstaatsparlementen kunnen niet tegelijk lid van de Kamer of gecoöpteerd senator zijn (119 GW)
  • Een federaal parlementslid dat benoemd wordt door de Koning tot federaal regeringslid, wordt in het parlement vervangen totdat de Koning een einde stelt aan zijn ministerieel ambt (50 GW)
  • Niemand mag binnen dezelfde lijst tegelijk als kandidaat-titularis en als kandidaat-opvolger worden voorgedragen
  • 6e SH nieuw dubbel mandaat: deelstaatssenatoren. Zij behoren tot de senaat en een parlement van een deelstaat.
  • Geen dubbel mandaat meer voor leden van Vlaams parlement en Vlaamse leden van Brussels parlement (vroeger wel het geval)
  • Parlement Franse gemeenschap: 94 niet-verkozen leden

= 75 leden van Waals parlement + 19 leden gekozen uit Franse taalgroep van Brussels parlement

Hier dus nog sprake van dubbel mandaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leg de indeling in taalgroepen uit

A

Er is een Nederlandse en Franse taalgroep, geen Duitse taalgroep

Indeling Kamer (43 GW):

  • Objectief criterium = basisregel:
  • Geldt voor alle kieskringen behalve Brussel
  • Taal van kieskring bepaalt taalgroep
  • Ongeacht taal eedaflegging
  • Subjectief criterium = uitzondering:
  • Geldt voor Brussel
  • Taal van eedaflegging bepaalt taalgroep
  • Indien eed in meerdere talen afgelegd: eerste taal geldt

Elk parlementslid behoort dus tot een taalgroep, behalve de deelstaatssenator die wordt aangewezen door en uit het parlement van de Duitstalige gemeenschap: die behoort tot geen enkele taalgroep.

Zie artikel 43 §2 GW voor indeling senaat (zie ook boven: samenstelling senaat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg de constitutieve autonomie uit Gemeenschappen en gewesten

A

•Compensatie voor gebrek aan deelstaatgrondwetten:

obeperkte bevoegdheid om bepaalde aspecten van samenstelling en werking van eigen organen zelf regelen

om.a.w. bevoegdheid om BWHI, Bijz. W. Brussel en wet Dui. Gem. voor die aspecten aan te vullen, te vervangen of op te heffen

•Vierde Staatshervorming: art. 118, § 2 en 123, § 2 Gw.:

oalleen voor de “grote” deelstaatparlementen:

  • Wel voor Vl. Parl., Parl. Fr. Gem. en Parl. W. Gew.
  • Niet voor Br. H. Parl. of voor Parl. Dui. Gem.

oslechts voor een beperkt aantal aangelegenheden

•Zesde Staatshervorming:

oook voor Br. H. Parl. en Parl. Dui. Gem. (maar beperkter voor Br.)

ouitbreiding van het aantal aangelegenheden

•Bijzondere meerderheidsdecreet:

oprocedurele beperking op uitoefening van constitutieve autonomie

o50% +1 aanwezigheidsquorum + 2/3 meerderheid van stemmen

oBr. H. Parl.: bijzondere meerderheidsordonnantie:

  • bijkomende procedurele vereiste: meerderheid van stemmen in elke taalgroep
  • Aangelegenheden hebben betrekking op:

overkiezing van de betrokken parlementen

osamenstelling en werking van de parlementen en de regeringen

omoeten specifiek aangeduid zijn door bijzondere meerderheidswet:

  • art. 35, § 3 BWHI en art. 28, vijfde lid, Bijz. W. Brussel
  • gewone wet voor Dui. Gem.: art. 44, derde lid, W. Dui. Gem.
  • Enkele voorbeelden:

okieskringen voor deelstaatparlementen:

•mogen grenzen van gewest (of van Dui. Gem.) niet overschrijden

owijziging van aantal leden van de parlementen

•Vlaanderen: evenwicht Vlamingen en Vlaamse Brusselaars behouden

owijziging van maximum aantal leden van de regeringen

•Brussel: evenwicht tussen N en F moet bewaard blijven

owijziging van het aantal gewestelijke staatssecretarissen:

•Brussel: minstens 1/3 moet behoren tot de kleinste taalgroep

obijkomende onverenigbaarheden parlements- en regeringsleden

overhouding tussen Parlement en Regering (moties)

owerking van de parlementen

•Brussel: niet de waarborgen voor Nederlandstaligen (zetelverdeling, alarmbel)

Vlaanderen: bijzonder decreet van 7 juli 2006

•Na de verkiezingen van 25 mei 2014:

obijzondere meerderheidswet kan verder uitbreiden:

  • voor de duur van legislatuur van deelstaatparlementen
  • voor de datum van de verkiezing van de deelstaatparlementen

ogewone wet voor Parl. Dui. Gem.

ouit te oefenen bij bijzondere meerderheidsdecreet

ogevolg: samenvallende verkiezingen kunnen opnieuw verdwijnen:

  • momenteel moeten ze samenvallen met Europese verkiezingen (art. 117 Gw.)
  • zelfde duur legislatuur als federaal (na zesde staatshervorming)
  • federale verkiezingen blijven met de Europese verkiezingen samenvallen
  • alternatief: legislatuur blijft 5 jaar, maar verkiezingen op andere dag (Bourgeois)

odeze bijzondere wet / gewone wet zijn nog niet aangenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leg de strafrechtelijke bevoegdheden van de deelstaten uit

A
  • Art. 11 BWHI is lex specialis t.o.v. art. 19, § 1 BWHI
  • Doel: autonoom strafrechtelijk beleid gem./gew. toelaten
  • Ruime toegewezen bevoegdheid + implied powers
  • Toegewezen strafrechtelijke bevoegdheden:

oniet-naleving van decreten strafbaar stellen + straffen bepalen

omaar Boek I Sw. (algemeen strafrecht) in beginsel van toepassing

onieuwe straf alleen mits eensluidend advies van Ministerraad

•Toegewezen strafprocesrechtelijke bevoegdheden:

ohoedanigheid van agent of officier van de gerechtelijke politie

obewijskracht van PV regelen

ogevallen bepalen waarin een huiszoeking mag plaatsvinden:

•voor de vorm van de huiszoeking: impliciete bevoegdheden

Na de 6de Staatshervorming

•Positief injunctierecht voor gem./gew.:

obinnen gemeenschaps- en gewestaangelegenheden

oart. 11bis BWHI: lid van gemeenschaps- of gewestregering verzoekt minister van Justitie om vervolging te bevelen

ode minister van Justitie zendt dit verzoek door naar het OM

•Deelname gemeenschappen en gewesten aan uitwerking van de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid:

odaarom vertegenwoordigers in het College van PG’s

overdere uitwerking bij samenwerkingsakkoord vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg de vrijheid van onderwijs uit

A

Art 127 §1 1e lid 2° GW

Art 130 §1 1e lid 3° GW

Geen nadere uitwerking in BWHI

Volledige gemeenschapsbevoegdheid, met 3 restrictief te interpreteren uitzonderingen (allemaal federaal: 24 GW):

  • Begin en einde leerplicht
  • Minimale voorwaarden voor uitreiken diploma’s
  • Pensioenregeling personeel

Vrijheid van onderwijs: overheid subsidieert vrij onderwijs en mag ook zelf scholen oprichten

Officieel onderwijs moet neutraal zijn; vrij onderwijs mag op bepaalde levensbeschouwing gericht zijn en mag daaromtrent van de personeelsleden een engagement vragen.

Art 24 GW! §5: versterkt wettigheidsbeginsel: nooit delegatie van essentiële elementen mogelijk (= inlichting, erkenning en subsidiëring)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leg de verhouding verdrag - Gw uit

A

HvC

GWH en RvS

Eu-recht

EU-recht heeft voorrang op de GW

EU-recht heeft voorrang op de GW (volgt uit art 34 GW). Steunt dus de voorrang van het Eu-recht op de GW, op een bepaling van de GW zelf, wat eigenlijk betekent dat de GW nog steeds voorrang heeft.

Internationaal recht

Internationaal recht heeft voorrang op de GW

2004: EVRM heeft voorrang tenzij de GW een ruimere bescherming biedt. Bevoegdheid GWH wordt uitgehold

GW heeft voorrang op het internationaal recht

Want het moet nog steeds goedgekeurd worden via een wet. Neemt risisco met zich mee, namelijk voor internationale betrekkingen en staatsaansprakelijkheid.

Bijzondere wetgever voor stabiliteit internationale betrekkingen:

  1. Annulatieberoepen GWH: verkorte beroepstermijn 60 dagen i.p.v. 6 maanden voor instemmingswetten van ALLE verdragen
  2. PJV: geen stellen voor het Unierecht of EVRM en zijn aanvullende protocollen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Leg de stand-still verplichting van artikel 23 Gw

A

Sociaaleconomische grondrechten staan in art. 23 GW. Op dat artikel rust een afgezwakt wettigheidsbeginsel, wat betekent dat er over die sociaaleconomische grondrechten zeer ruime delegaties gedaan kunnen worden van de wetgever aan de Koning. De wetgever moet enkel het onderwerp van de te nemen maatregel aangeven.

Sociaaleconomische rechten hebben in tegenstelling tot de burgerlijke en politieke rechten geen directe werking (DW), en hebben een standstill-beginsel in de plaats.

= “rechtsgevolg verbonden aan een verdragsbepaling of een grondwetsbepaling inzake economische, sociale en culturele rechten zonder directe werking in de Belgische rechtsorde, dat een verbod inhoudt voor de overheid om maatregelen te nemen die een aanzienlijke achteruitgang inhouden t.a.v. het beschermingsniveau dat bestond op het ogenblik dat het grondrecht in de interne rechtsorde in werking is getreden.” (Definitie De Valks juridisch woordenboek)

Het moet dus wel gaan over een “aanzienlijke” achteruitgang, een “kleine” achteruitgang zou daarom geen schending van dit beginsel inhouden.

Zelfs in het geval van aanzienlijke achteruitgang kan men geen schending van dit beginsel vaststellen wanneer er voor die achteruitgang “motieven van algemeen belang” bestaan.

Vragen die je je dus moet stellen bij een examenvraag hierover:

  • Valt de aangelegenheid wel onder 23 GW?
  • Is er sprake van aanzienlijke achteruitgang?
  • Als dat het geval is, zijn er dan motieven van algemeen belang aanwezig?

Het GWH staat daarom zeer argwanend tegenover die standstill-verplichting. Er zijn slechts 3 schendingen daarvan vastgesteld in de geschiedenis van de rechtspraak van het Hof.

Casus op vorig examen:

De toegangsgelden voor de hogeschool worden drastisch verhoogd. Principieel mag de overheid dat niet doen omwille van de standstill-verplichting. Maar dat houdt niet sowieso een schending van art 23 GW in, want de overheid kan die standstill-verplichting negeren als ze dit doet omwille van motieven van algemeen belang. Die waren er blijkbaar, want het GWH heeft die regeling in casu niet vernietigd.

28
Q

Wat zijn de bevoegdheden van het Hof van Cassatie

A

Kan enkel rechterlijke beslissingen in laatste aanleg aan 3 gronden:

  1. Schending van de wet in materiële zin
  2. Schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten
  3. ARB

Grondwetgever heeft de bevoegdheid van HvC willen beperken. 147 GW: HvC mag niet ten gronde beoordelen. Twee kenmerken:

  1. Oordeelt niet in feite: gaat niet voor de derde keer alle feiten onderzoeken. Gaat wel de feiten na om te zien of die juist juridisch gekwalificeerd zijn.

Hierdoor geen rechtscollege met volle rechtsmacht in de in van 6§1 EVRM (zie boven: casus begrip volle rechtsmacht)

  1. Oordeelt niet ten gronde: als het hof iets verbreekt, dan moet het de zaak verwijzen naar een rechtbank zoals degene in laatste aanleg heeft geoordeeld. Die rechtbank staat vrij om de rechtspraak te volgen, maar als het dat niet doet en er een 2e cassatiearrest komt, dan is die 2e bindend voor het rechtscollege waarnaar de zaak wordt verwezen.

HvC doet uitspraak over conflicten van attributie tussen de gewone en administratieve rechtscolleges. De wijze waarop wordt door de wetgever bepaalt: art 33 en 34 RVS-wet. Die artikelen laten toe aan Cass. om arresten van RvS te verbreken. Normaal gezien kan dan niet, aangezien die eindarresten zijn. Enige reden dat cass. dit kan doen: wanneer RvS zich ten onrechte (on)bevoegd verklaart. Dan pleegt hij namelijk inbreuk op de bevoegdheid van de gewone rechter.

Criterium: “werkelijk voorwerp” van de betwisting. Wanneer het beroep tot nietigverklaring bij de RvS tegen een beslissing van een administratieve overheid gegrond is op de miskenning van een subjectief recht, oordeelt het HvC dat het “werkelijk voorwerp” van het annulatieberoep een geschil over een subjectief recht is, waarvoor de gewone rechter in beginsel bevoegd is. Vb.: een ambtenaar is te veel betaald geweest en die geldsommen worden door een administratieve overheid teruggevorderd. Ambtenaar wil erkenning van subjectief recht: namelijk dat dat geld bij hem blijft. Daar is de RvS niet bevoegd voor, maar de gewone rechter. Altijd het voorwerp van het geschil determineren.

Enkele tips uit de lessen:

  1. Kan het HvC een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg verbreken wegens strijdigheid met een gemeentereglement? Soms oordeelt de rechtbank van eerste aanleg in laatste aanleg, vb. tegen vonnissen van vrederechters. Dit is dus juist.
  2. Kan het HvC beroepen tegen begrotingswetten verbreken? Nee, want dat is een louter formele wet.
  3. Kan het HvC een vonnis van de politierechtbank verbreken wegens strijdigheid met wetboek van strafvordering? Nee, want dat is een rechtbank van eerste aanleg.
29
Q

Wat zijn de bevoegdheden van de Koning?

A
  • De koning heeft enkel toegewezen bevoegdheden.
  • 3 staatsmachten:
  1. Wetgevende macht:

Wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Koning, de Kamer (en de Senaat) (36 en 74 GW)

Bekrachtiging is een taak van de koning als derde tak van de federale wetgevende macht.

2. Uitvoerende macht:

Berust bij Koning, maar hij is onschendbaar en onverantwoordelijk en benoemt dus ministers en staatssecretarissen die voor zijn handelingen politiek verantwoordelijk zijn tegenover de Kamer. (37, 88, 96, 104 en 101 1e lid GW)

Bij afkondiging van een wet handelt de Koning als hoofd van de federale uitvoerende macht

3. Rechterlijke macht:

  • Benoeming en aanwijzing magistraten: is gebonden bevoegdheid. Koning moet voordracht PHC volgen
  • Vonnissen en arresten worden ten uitvoer gelegd door de Koning (art 40 GW).
  • Genaderecht of gratierecht (art 110 GW). Koning heeft recht om de straffen door de rechters uitgesproken, kwijt te schelden of te verminderen.

Beperkingen:

  • Strafrechtelijke beslissingen moeten definitief zijn, anders zou de koning kunnen tussenkomen in hangende rechtsgedingen.
  • Het gaat enkel voor de uitvoering van de straf, maar de straf blijft wel in het strafregister staan.
  • Genadeverlening aan een minister die veroordeeld is geweest strafrechtelijk, kan enkel op verzoek van het parlement naargelang het niveau van de minister.
  • Colloque secret: zwijgplicht die van kracht is nadat men door de Koning in audiëntie is ontvangen. Dit geldt niet alleen voor politici en ministers van Staat, maar voor iedere burger die ontvangen wordt in audiëntie.
  • Vrijwillig regeringsontslag: koning kan ontslag weigeren, in beraad houden of het ontslag officieus aanvaarden. In die laatste hypothese belast de koning de regering met de lopende zaken. Daarna gaat de koning beraadslagen e.d., en uiteindelijk wordt de regering officieel bekendgemaakt in het BS wanneer een nieuwe regering benoemd is.
  • Bekrachtiging en afkondiging: bij bekrachtiging handelt de koning als tak van de federale wetgevende macht en bij afkondiging handelt hij als hoofd van de federale uitvoerende macht. Bij bekrachtiging verklaart hij zich akkoord met de gestemde tekst.
30
Q

Wat houdt een grondwetsherziening in?

A
  1. Fase van de preconstituante: De herziening van de grondwet is een verplicht bicamerale aangelegenheid. Koning, kamer en senaat moeten op identieke wijze de artikelen aannemen die voor herziening vatbaar zijn. De preconstituante beslist bij een gewone meerderheid; de helft + 1 aanwezig, de helft + 1 ja.
  2. Ontbinding van de kamers en verkiezing: Het zijn alleen de federale wetgevende kamers die worden ontbonden. Bijeenroeping nieuwe kamers binnen 3 maanden (i.p.v. 2 maanden). Kamer samengesteld door verkiezingen. De senaat wordt niet meer rechtstreeks verkozen, de senaat wordt samengesteld door laatste verkiezingen van het deelstaatparlement.
  3. Constituante: eigenlijke herziening: Koning, nieuw verkozen Kamer en nieuw samengestelde senaat. Zij zijn bevoegd om daadwerkelijk de grondwet te herzien. Deze keer met een dubbele twee-derde meerderheid: 2/3 aanwezigheidsquorum + 2/3 meerderheid. Een grondwetsherziening treedt in werking de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dus niet pas na tien dagen zoals bij gewone wetten de algemene regel is.

Afwijking art. 195 GW in de 6e staatshervorming: Veel bepalingen waren niet voor herziening vatbaar. Art. 195 GW was wel voor herziening vatbaar, dus dit artikel zou worden gewijzigd zodat de zesde staatshervorming toch uitgevoerd zou kunnen worden. Het was dus de bedoeling art. 195 GW als eerste te herzien. Maar dit gebeurde niet. Er kwam een overgangsbepaling. De overgangsbepaling was juridisch te verantwoorden, maar eigenlijk in strijd met de geest van art. 195 GW.

De constituante mag de bepalingen die voor herziening vatbaar zijn verklaard herzien, ze moet dit echter niet. De constituante is niet gebonden aan de bedoeling van de preconstituante, maar wel gebonden aan voorwerp of materie en is in tijd beperkt voor de duur van de legislatuur (in principe 5 jaar).

De regering kan tijdens een periode van lopende zaken zelf geen voorstellen tot herziening van de grondwet aan kamer en senaat voorleggen. Zij kan wel een verklaring tot herziening ter ondertekening voorleggen aan de Koning want het parlement gaat er dan toch over moeten beslissen.

31
Q

Wat houdt onrechtstreeks toetsen van het Gwh in?

A

GWH:

Onrechtstreekse toetsing: internationale verdragen (hoeven geen DW te hebben) via goedkeuringswet en ook andere Gwbepalingen. Deze toetsing gebeurt via samenlezing met art 10-11 GW of analoge grondrechten gewaarborgd in titel II GW.

2 vormen van samenlezing:

  1. Via artikelen 10-11 GW: samenlezing mogelijk met alle grondrechten (uit verdragen, GW, ARB, …)
  2. Analoge grondrechten van GW met internationale verdragen.

Analoog wordt ruim geïnterpreteerd. Een gedeeltelijke analogie volstaat. 3 voorbeelden:

  1. Strafrechtelijk wettigheidsbeginsel: in internationale verdragen staat meer dan in onze GW. Verbod van terugwerkende kracht bijvoorbeeld. 12, 14 GW, 15 BUPO en 7 EVRM.
  2. Toegang tot de rechter. Artikel 13 GW. Komt ook voor in artikel 6 §1 EVRM, maar daar staat meer in.
  3. Bescherming van onteigening. Artikel 16 GW. Artikel 1, 1e protocol EVRM: bevat ook bescherming van het eigendomsrecht, maar weer een ruimere bescherming. Niet alleen bescherming tegen onteigening, maar ook voor elk ingrijpen in eigendom (bv.: eigendomsbeperking die opgelegd wordt door de overheid). Het GWH gaat dat er dus weer bijlezen. Als dat artikel van de GW wordt ingeroepen, dan gaat het GWH ook de waarborgen van art. 1, 1e protocol EVRM toepassen.

Al de extra waarborgen in deze verdragen worden dus ook ingelezen in de analoge bepalingen van de GW bij samenlezing.

Het samenlezen leidt meestal tot een grotere rechtsbescherming van de burger (maar is niet noodzakelijk zo).

1e voorbeeld: artikel 22 GW. Beperkingen daarop moeten berusten op een formeel wetgevende norm (wet/decreet/ordonnantie). Dat is een grotere waarborg dan in de mensenrechtenverdragen. Maar dat belet niet dat de andere waarborgen uit de internationale verdragen niet ook uitwerking hebben.

2e voorbeeld: recht op leven. Geen bepaling in GW. Enkel verbod op doodstraf. Maar die bestaat wel in het EVRM en BUPO. Bepaalde bepalingen uit de GW worden dan samengelezen met dat recht op leven (gedeeltelijke analogie).

Onschendbaarheid van het briefgeheim (artikel 29 GW). Geen enkele beperking daarop volgens de GW. Maar via een samenlezing zegt het GWH dat het briefgeheim beperkt kan worden (vb.: terrorisme)

32
Q

Overheidsaansprakelijkheid: UM

A
  • Flandria-arrest 1920:
  • Overheidsaansprakelijkheid voor fout UM
  • Schadevergoeding wegens schending burgerlijk recht
  • 144 GW: burgerlijk recht: gewone rechter is bevoegd
  • Eigenlijk bevestiging rechtsstaat: overheid mag evenmin fout maken als burger en is ook onderworpen aan de wetten
  • 1982: dubbel foutbegrip:
  • Specifieke norm: resultaatsverbintenis
  • Zorgvuldigheidsnorm: bonus pater familias: niet opgetreden zoals een normaal en zorgvuldige UM in dezelfde omstandigheden had opgetreden
  • Geen gekwalificeerde fout vereist, zelfs niet indien de hogere rechtsnorm van EU-recht is.
33
Q

Overheidsaansprakelijkheid: RM

A
  • Aansprakelijkheid van de staat voor fouten van rechters (zittende magistratuur) en leden van openbaar ministerie (staande magistratuur).
  • Nooit de rechter zelf dagvaarden (onafhankelijkheid rechterlijke macht)
  • Arrest-Anca 1991: Café in Anderlecht. Rechtbanken van koophandel dachten ambtshalve over faillissement te kunnen beslissen. Dat café was daar slachtoffer van. Tekent hoger beroep aan: die vaste rechtspraak is fout, want het schendt de rechten van verdediging.
  • Beslissing moet zijn ingetrokken/gewijzigd/vernietigd door hogere beslissing in kracht van gewijsde gegaan, anders gewoon hoger beroep aantekenen. Hier ook dubbel foutbegrip (rechtsregel of zorgvuldigheidsnorm)

Vb.: fout gewone rechter –> vernietigd in hoger beroep –> kracht van gewijsde na verlopen van termijn –> dan naar gewone rechter stappen voor schadevergoeding

  • GWH 2014: voor hoogste rechtscolleges vereisen we een gekwalificeerde schending = ernstige/manifeste fout. Overgenomen uit de Francovich-rechtspraak van HvJ.
  • Stand van zaken 2016:
  • Lagere rechtscolleges: intrekking vereist, maar lichte fout volstaat
  • Hogere rechtscolleges: geen intrekking vereist, maar gekwalificeerde fout
34
Q

Overheidsaansprakelijkheid: WM

A
  • Wanneer een wetgevende norm het EU-recht schendt, is er aansprakelijkheid van de staat (beslissing HVJ).
  • Ook dubbel foutbegrip
  • HvC 2010: ongrondwettigheid niet noodzakelijk een fout, moet ook kijken naar dat dubbel foutbegrip
  • Schending van het EVRM: Arrest-Ferrara-Jung: iemand heeft vordering tot schadevergoeding ingesteld bij Hof van Beroep te Brussel omdat die persoon te lang moest wachten op een rechtelijke beslissing. Straatsburg: rechters moeten binnen een redelijke termijn rechtspreken. Dit is een resultaatsverbintenis. De wetgever werd aansprakelijk gesteld omdat te weinig geld werd gepompt in het rechterlijke systeem opdat men snel een rechtelijke beslissing kan nemen
  • Sektenarrest: staat kan aansprakelijk gesteld worden voor fouten van wetgever, maar in het concrete geval van dit arrest was dat niet het geval.

Vraag: als het GWH de schending van de GW door de wetgever heeft vastgesteld, is dan aansprakelijkheid mogelijk? Ja. Maar:

  • Gewone rechter kan dit niet vaststellen, enkel na een arrest van het GWH
  • Tendens om aan te nemen dat naleving van de GW een resultaatsverbintenis inhoudt. Bij schending ipso facto schadevergoeding. Kritiek Alen: stel je voor dat GWH een fiscale wet ongrondwettig verklaart, dan kan iedere burger in principe de staat aansprakelijkheid stellen. Cassatie daarom: niet automatisch aansprakelijk, enkel als voorzichtigheid niet in acht is genomen.
35
Q

Wat zijn de parlementaire controlemiddelen op federaal niveau?

A
  1. Recht van parlementair onderzoek: art 56 GW
  2. Straf- en burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers:
36
Q

Wat houden belastingen en retributies in?

A

Twee vormen van fiscale bevoegdheid:

  1. Grondwettelijke/algemene/autonome belastingbevoegdheid:

Is niet gebonden aan de materiële bevoegdheid. Deelstaten kunnen belastingen heffen over zaken waar ze niet eens bevoegd zijn. Kan in weze slaan op alle materies, maar het is een integraal concurrerende bevoegdheid: federale overheid heeft altijd het laatste woord.

Kenmerken:

  1. Belastingbevoegdheid is gesteund op GW.
  2. Gelijkheidsbeginsel
  3. Annaliteitsbeginsel

Beperkingen:

  1. Integraal concurrerende bevoegdheid. GWH: deelstatenbelasting kan opgeheven worden door de federale wetgever die dezelfde belasting wil invoeren. Het optreden van die wetgever zowel vooraf als achteraf is geen willekeurige bevoegdheid. Dat optreden moet noodzakelijk zijn en dat wordt gecontroleerd door het GWH.

Enkel gewesten bevoegd water en afval te belasten

  1. Territoriale bevoegdheid: enkel optreden in eigen territorium. Geen probleem voor de Duitstalige gemeenschap en de gewesten (afgebakende deelgebieden). Voor de Vlaamse en Franse gemeenschap is die bevoegdheid slechts theoretisch en quasi-onmogelijk, want probleem met Vlaamse of Franse gemeenschapsbelasting in Brussel (zou altijd discriminatoir zijn).
  2. Eerbiediging van de EMU.
  3. Gemeenschappen en gewesten moeten de belastingbevoegdheid van de ondergeschikte besturen eerbiedigen. Tenzij via de implied powers.

2. Eigen niet fiscale ontvangsten:

Retributies = financiële bijdragen die aan de rechtsonderhorigen wordt opgelegd voor een prestatie dat de overheid tegen hen aangaat

Vb.: gemeentetaks voor ophalen van afval.

Er kunnen instellingen gemachtigd worden door een wetgevende norm om zo een bijdrage te heffen. Vb.: OVAM = parastatale

Verschil tussen belasting en retributie op juridisch vlak? Federale staat, deelstaten en ondergeschikte besturen kunnen zowel belastingen als retributies heffen. Er zijn daarom vaak geschillen waarbij de vraag is of een iets een retributie is of een belasting.

Verschillen:

  1. Legaliteitsbeginsel
  2. Een retributie kan enkel geheven worden binnen de eigen bevoegdheid
  3. Retributies kunnen makkelijker gedelegeerd worden
  4. Belasting wordt niet opgelegd in ruil voor een aanwijsbare dienst verstrekt door de overheid, een retributie wel.
  5. Annaliteitsbeginsel geldt niet voor retributies
37
Q

“Justice must not only be done: it must also be seen to be done.”

A

Gaat over recht op behandeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechtelijke instantie welke bij wet is ingesteld, een waarborg van 6§1 EVRM, en die moet volgens de rechtspraak zowel persoonlijk als structureel zijn:

  • Persoonlijke of subjectieve onpartijdigheid houdt in dat de rechter niet vooringenomen mag zijn, nog enig vooroordeel mag hebben. Dit wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel. Kan slechts ter discussie gesteld worden op grond van bepaalde redenen die voor de feitenrechter worden aangevoerd en dus niet voor het eerst in cassatie, behalve wanneer de deelneming van de betrokken magistraat aan de beslissing een “essentiële regel van de rechtsbedeling” schendt.
  • Structurele onpartijdigheid is ook essentieel: er mag evenmin de mogelijkheid of de schijn van partijdigheid bestaan = Justice must not only be done: it must also be seen to be done. Elke rechter wiens onpartijdigheid redelijkerwijze kan worden betwijfeld, dient zich van deelneming aan de beslissing te onthouden. Hierbij is het van geen belang of de betrokken rechter in werkelijkheid al dan niet onpartijdig is geweest: de mogelijkheid daartoe en de gerechtigde twijfel hieromtrent zijn voldoende.
38
Q

Leg de totstandkoming van verdragen uit?

A

Na 27/05/1971: smeerkaasarrest à monisme

Een op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen verdrag met directe werking (DW)/rechtstreekse werking (RW) krijgt voorrang op alle wetten

Elke rechter dient wetten die strijdig zijn met zulk verdrag buiten toepassing te laten (art 159 GW):

  1. Rechtsgeldig tot stand gekomen (167 GW):
  • Rechtsgeldig gesloten door bevoegd orgaan met ondertekening
  • Goedgekeurd = instemming: taak wetgevende macht (na 6e SH: enkel de kamer). Die goedkeuringswet bestaat meestal uit 1 enkel artikel.
  • Ratificatie: vanaf dit ogenblik is België verbonden. Uitvoerend orgaan verklaart aan andere staten dat men gehouden is om op internationaal vlak het verdrag te eerbiedigen
  • Bekendgemaakt: publicatie in BS, bindt de burgers van de lidstaat
  1. DW:
    * Objectief criterium:
  • Duidelijk
  • Precies
  • Onvoorwaardelijk
  • Vraag is dus: zijn de rechten en verplichtingen voldoende duidelijk en volledig zodat de rechtscolleges deze kunnen toepassen?
  • Subjectief criterium: bedoeling verdragspartijen: hebben zij gewild DW te creëren?

Opmerkingen:

  1. HvC: beide criteria van DW cumulatief
  2. RvS: beperken tot het objectief criterium
  3. GWH: geen DW nodig, enkel nodig dat verdrag geratificeerd is en dus werking heeft in België
  4. Primair unierecht: Handvest van de grondrechten van de EU. Secundair unierecht: richtlijnen en verordeningen
  5. EU-recht, EVRM en IVBPR (BUPO) hebben DW
  6. Verdrag kan bepalingen bevatten zowel met als zonder DW
  7. EU-recht heeft voorrang op de GW (algemeen aanvaard)
  8. Verdragen buiten EU-recht: GWH toets de inhoud van verdragen, en die dienen dus de regels die het GWH vermag te toetsen, te eerbiedigen (kortere beroepstermijn 3 §2 BWGH). Dit gebeurt via een onrechtstreekse toetsing aan de inhoud door te toetsen aan de instemmingswet.
39
Q

Leg het rechterlijk wettigheidstoezicht uit

A
  1. Twee vormen rechterlijk wettigheidstoezicht:
  2. 159 GW
  3. RvS voor vernietigingsberoepen (art 14 §1 RVS-wet)
  4. Onderscheid met administratief beroep:

Gebeurd bij de administratieve overheid zelf. Er kan naast de wettigheid ook de opportuniteit van de bestuurshandeling beoordeeld worden. Voornaamste vorm = georganiseerd bestuurlijk beroep (moet uitgeput worden voor men stapt naar de RvS)

Gelijkenissen:

  1. Allebei gaan de rechters na of de overheid het wettigheidsbeginsel heeft gerespecteerd in zijn tweevoudige betekenis. Rechtsprekend beroep verschilt van het administratief beroep, omdat die eerste de opportuniteit niet mag beoordelen.
  2. Allebei onderzoek van alle eenzijdige bestuurshandelingen
  3. Allebei onderzoeken ze de wettigheid van een bestuurshandeling (ruim interpreteren). Zie artikel 14 §1 RVS-wet voor vernietigingsgronden.

Eerbiedigen van eigen vroegere verordeningen van de administratieve overheid (patere legem)

Verschillen:

  1. Subjectief – objectief contentieux:

Onderscheid tussen subjectief recht en belang. Gewone rechter uitsluitend bevoegd voor kennisneming van geschillen over subjectieve rechten. Beroep tot nietigverklaring en vordering tot schorsing bij de RvS kan niet de erkenning van een subjectief recht tot voorwerp hebben. RvS kan wel schadevergoeding toekennen.

  1. Termijn:

Geen beperking in de tijd binnen welke de onwettigheid van een bestuurshandeling dient te worden opgeworpen. Een vordering voor schadevergoeding die gesteund is op de onwettigheid van een bestuurshandeling heeft echter wel een verjaringstermijn van in beginsel 5 jaar (art 2262bis §1 lid 2 BW)

Termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de RvS telt 60 dagen.

  1. Art 159 GW leidt enkel tot een niet-toepassing van de bestreden beslissing of verordening in het concreet geval waarin het opgeworpen is, en enkel tussen die partijen. Het leidt dus zeker niet tot een vernietiging.

Vernietigingsarresten hebben terugwerkende kracht en gelden dus ex tunc: de vernietigde akte wordt geacht nooit te hebben bestaan en de zaken worden teruggebracht in de toestand waarin men zich bevond vooraleer de vernietigde bestuurshandeling werd genomen (RvS kan zoals het GWH de gevolgen zelf handhaven). Deze arresten gelden ook erga omnes en hebben dus een absoluut gezag van gewijsde. De gewone rechter die schadevergoeding kan toekennen na zulk arrest is eveneens gebonden. Ook de wetgevende organen zijn gebonden.

  1. RvS: leiding van de procedure bij RvS zelf

Burgerlijk proces: bij de partijen

40
Q

Leg de adviesverplichting uit van de Raad van State

A

RvS advies afdeling wetgeving enkel voor materiële normen (zie art 3 e.v. RVS-wet):

  • Voorontwerpen van wetten, decreten en ordonnanties:

Verplicht, tenzij hoogdringendheid: beperkt advies (zie art 3 RVS-Wet).

Adviesverplichting valt dus zelfs bij hoogdringendheid niet helemaal weg!

  • Ontwerpen van reglementaire besluiten:

Verplicht, tenzij met bijzondere redenen omklede hoogdringendheid, maar nog uitzondering hierop in art 3bis RVS-Wet.

Besluiten die geen reglementair karakter hebben en geen algemene regelen stellen, zijn niet onderworpen aan de adviesverplichting.

  • Voorstel van wet:

Facultatief, tenzij 1/3 van het parlement het vraagt (Art 2 RvS)

  • Sanctie op niet-naleving als verplicht:
  • In principe geen sanctie: het GWH kan niet op deze grond alleen een wetgevende norm vernietigen
  • Wel sprake van politieke controle van de wetgevende vergadering
  • Voor niet-naleving van ontwerpen van reglementaire besluiten: onwettigheid van het besluit. Rechters moeten met toepassing van 159 GW ambtshalve het reglement weigeren toe te passen. Ook kan men een beroep tot vernietiging instellen bij de RVS op grond van het niet naleven van een substantieel vormvereiste van openbare orde
  • Als de RVS haar advies niet mededeelt binnen de wettelijk bepaalde termijn, dan vervalt de adviesverplichting.
41
Q

Leg het taalgebruik uit

A

Taalgebruik (art 30 GW: alles vrij behalve wetgeving, leger, gerechtszaken; art 129 en 130 GW)

Vl. gem.

Fr. gem.

Duitse gem.

Fed. Gewone W.

Fed. Bijz. W.

Onderwijs

  • eigen taalgebied
  • uitzonderingen: Brussel en faciliteiten
  • eigen taalgebied
  • uitzonderingen: Brussel en faciliteiten

Duits taalgebied

Brussel

faciliteitengemeenten

Bestuurszaken

/

Duits taalgebied

Bedrijfsleven

/

Duits taalgebied

Rechtsgevolgen van art 4 GW:

Taalgebruik en taalkennis: gemeentelijke mandataris wordt vermoed een kennis te hebben van de taal van zijn taalgebied. Dat vermoeden is weerlegbaar voor de Raad van State. Het vermoeden is echter onweerlegbaar voor de rechtstreeks verkozen gemeentelijke mandatarissen (gemeenteraadsleden). Pacificatiewet zegt ook dat in 8 gemeenten de schepenen en de ocmw-raadsleden niet getrapt verkozen worden door de gemeenteraadsleden, maar ook rechtstreeks verkozen worden, wat met zich meebrengt dat dat onweerlegbaar vermoeden ook op hen van toepassing is. Dat zijn de 6 randgemeenten, Komen-Waasten en Voeren. Dit is aangevochten geweest bij het GWH: Komen-Waasten vond dat ze benadeeld werden t.o.v. andere gemeenten. GWH: de ongelijke behandeling was gegrond op een motief van algemeen belang.

42
Q

Leg de “fusie” van de Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest uit

A

Vlaamse gemeenschap en Vlaams gewest:

137 GW: organen van de Vlaamse en de Franse gemeenschap kunnen de bevoegdheden van respectievelijk het Vlaamse en het Waalse gewest uitoefenen onder voorwaarden bepaalt door een bijzondere meerderheidswet. Dit is enkel langs de Vlaamse zijde uitgevoerd: 1 §1 BWHI.

Geen “fusie” tussen Vlaamse gemeenschap en Vlaams gewest:

  • “Vlaamse Brusselaars” mogen in Vlaams parlement en regering niet meestemmen in gewestaangelegenheden = vertegenwoordigingsbeginsel
  • Onderscheiden rechtspersoonlijkheid
  • Onderscheiden begrotingen (in theorie)
43
Q

Leg uit: de bescherming van de minderheden in Brussel

A

Moties van wantrouwen

Beschermingsmechanismen voor minderheid

Federale parlementsleden zijn ingedeeld in Nederlandse en Franse taalgroep. Twee gevallen waar die indeling wordt toegepast:

  • Bijzondere meerderheidswetten:

art 4 GW: gebruikt niet meer de omschrijving bijzondere meerderheidswet, maar ‘een wet zoals bedoeld in art 4, laatste lid GW’.

GWH is niet bevoegd voor de berekening van de tweederdemeerderheid.

Bijzondere meerderheidswet is zowel een referentienorm als een getoetste norm voor het GWH.

Sprake van een dubbele meerderheid: een gewone meerderheid van de stemmen in elk van beide taalgroepen en een tweederde meerderheid van de stemmen in het totaal. Dit op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is.

  • Alarmbelprocedure:

54 GW: “luiden van de alarmbel” door een voldoende aantal leden van een taalgroep heeft tot gevolg dat de parlementaire behandeling van het gewraakte wetsontwerp of wetsvoorstel tijdelijk wordt geschorst. Minstens drie vierden van de leden van een taalgroep moeten dan, na de indiening van het commissieverslag en voor de eindstemming in plenaire vergadering, een met redenen omklede motie ter tafel leggen. Daarna geeft de ministerraad advies en verzoekt ze de betrokken wetgevende kamer uitspraak te doen. De regering mag daarom niet ontslagnemend zijn. Is dat wel het geval tijdens een alarmbelprocedure, moet de parlementaire behandeling worden geschorst tot er een nieuwe regering is gevormd.

2 beperkingen: niet voor begrotingen of bijzondere meerderheidswetten en kan maar een keer gebruikt worden voor eenzelfde ontwerp of voorstel

  • Hoe worden Nederlandstaligen in Brussel beschermd?
    • Gewaarborgde vertegenwoordiging
    • Alarmbelprocedure: in de verenigde vergadering van de GGC NIET
    • Voor sommige aangelegenheden bijzondere meerderheden nodig (art 28 GW):

Gewone meerderheid in totaal (de helft + 1) maar ook meerderheid in elke taalgroep. Geldt voor ordonnanties inzake de ondergeschikte besturen

Tweederdemeerderheid in totaal en ook de meerderheid in elke taalgroep. Geldt voor de ordonnanties inzake de constitutieve autonomie

  • Pariteit in de regering (art 36 Brusselwet)
  • Gewaarborgde bevoegdheden
  • Brusselse regering: constructieve motie van wantrouwen (art 36): mechanisme om de minderheid van Vlaamse regeringsleden te beschermen
44
Q

Leg de rechterlijke macht uit

A

Benoeming en overplaatsing van rechters

Art 151 §1 GW

  1. Kader van art 151 GW: is er gekomen na de zaak Dutroux. Nu maar 1 politie (hervorming politie). Hervorming justitie: controle op de werking van de rechterlijke orde en depolitisering voor toegang en bevorderingen in de magistratuur. Taken opgedragen aan nieuw orgaan: Hoge Raad voor Justitie. Bestaat uit een paritair aantal leden. Binnen die raad 2 commissies, elk voor 1 van die 2 taken. Advies- en onderzoekscommissie: hierbij klachten over de werking van justitie. Dan ook benoemings- en aanwijzingscommissie. Benoeming is voor zittende magistratuur voor het leven, terwijl de aanwijzing niet voor het leven is.
  2. Grondwettelijke waarborgen voor zittende magistratuur: voornaamste is die van art 152 GW: benoeming voor het leven. Rechter kan enkel geschorst of afgezet worden door een beslissing van de rechterlijke macht zelf. Rechter kan ook niet overgeplaatst worden door een KB, behalve als hij daarmee instemt. Magistraten zijn echter in een ruim rechtsgebied bevoegd en worden bij hun benoeming in een rechtscollege ook benoemd in dezelfde rechtscolleges binnen dat rechtsgebied, zodat zij hun ambt kunnen vervullen in al die rechtscolleges.

De benoeming van het leven geldt niet voor de parketmagistraten: 153 GW

Parket of openbaar ministerie dubbele bevoegdheid:

  • Maakt conclusies in strafzaken of in materies van algemeen belang. Dan oefent het een rechterlijke functie uit en handelt dan totaal onafhankelijk.
  • Voornaamste functie: vervolging van misdrijven. Oefent hier een ambt van de uitvoerende macht uit, en staat dan onder de gezag en leiding van de minister van justitie. Die heeft een positief injunctierecht: kan bevel geven tot strafvervolging, maar heeft geen negatief injunctierecht. Hij stelt ook richtlijnen op voor strafrechtelijk beleid.
45
Q

Leg de lopende zaken uit

A
  1. Traditionele regeringsvorming en lopende zaken:

Formateur en informateur (GW gewoonterecht)

Traditionele vorm doet zich voor in deze omstandigheden:

  • Vrijwillig regeringsontslag: koning kan ontslag weigeren, in beraad houden of het ontslag officieus aanvaarden. In die laatste hypothese belast de koning de regering met de lopende zaken. Daarna gaat de koning beraadslagen e.d., en uiteindelijk wordt de regering officieel bekendgemaakt in het BS wanneer een nieuwe regering benoemd is.
  • Na parlementsverkiezingen: vaak een gevolg van een verklaring van Gwherziening. Na verkiezingen traditie om ontslag huidige regering aan te bieden, officieus aanvaard, …, lopende zaken in de tussenperiode

Ratio legis lopende zaken? Regering mag niet alles doen, want zij is ontslagnemend. Lopende zaken lopen al vanaf het moment dat de kamer ontbonden is volgens de rechtspraak van de RvS. Kan dus vroeger dan het officieus ontslag. Het is een rechtsfiguur die in de rechtspraak van de RvS is ontstaan en is GW gewoonterecht geworden. Verzoening van twee beginselen: normale parlementaire controle kan niet meer functioneren en beginsel van de continuïteit: regering kan toch bepaalde zaken afhandelen die dringend zijn, belangrijk zijn, geen uitstel kunnen dulden, …

Welke zijn de lopende zaken?

  1. Zaken van dagelijks bestuur = routinezaken (potloden en wc-papier kopen bijvoorbeeld)
  2. Dringende zaken = noodtoestanden
  3. Benoemingen mogen gebeuren wanneer de procedure is ingezet voor het ontslag of de verkiezingen, en zij moet op een normale manier verlopen.
  4. Mogen er in deze tijd wetten gestemd worden? Als het parlement in zitting is, dan mag dat. Ratio legis: parlementaire controle want zij gaat zelf akkoord met de initiatieven van haarzelf of de regering.

De regering kan tijdens een periode van lopende zaken zelf geen voorstellen tot herziening van de grondwet aan kamer en senaat voorleggen. Zij kan wel een verklaring tot herziening ter ondertekening voorleggen aan de Koning want het parlement gaat er dan toch over moeten beslissen.

46
Q

Leg uit: een referendum in Belgie?

A
  1. Verbod van imperatief mandaat:

De leden van de kamers vertegenwoordigen de natie en niet de kiezers. De kiezers kunnen dus geen bindende instructies geven aan de parlementsleden. Dit is natuurlijk grotendeels theorie. In de praktijk moeten de parlementsleden rekening houden met de belangen van zijn politieke partij en de kiezers als ze verkozen willen worden.

  1. Verbod van referenda of volksraadplegingen:

Zij zijn onverenigbaar met de theorie van de nationale soevereiniteit voor zover de GW niet van mening veranderd (zie Frankrijk). Onderscheid tussen een beslissingsreferendum, waarvan de uitkomst bindend is (Gwwijziging nodig als men dit wil invoeren in België), en het consultatief referendum. Dit is een volksraadpleging: er wordt een advies gevraagd aan het volk, zonder dat de overheid daardoor juridisch gebonden is. De meerderheid zegt dat volksraadplegingen ook een Gwherziening vereisen willen ze ingevoerd worden, wat ook gebeurd is op provinciaal niveau.

  1. Federaal niveau geen volksraadpleging mogelijk. 1 geweest in 1950 bij de koningskwestie, met de vraag of de koning Leopold III terug mocht komen uit zijn luxueus krijgsgevangenschap. Uiteindelijk heeft hij troonsafstand gedaan ten voordele van Boudewijn.
  2. Gemeenschaps- gewestniveau: bij de 6e SH: art 39bis GW laat toe aan elk van de 3 gewesten om consultatieve volksraadplegingen te organiseren. Het sluit bepaalde aangelegenheden uit. Elk gewest moet bij een bijzondere meerderheidsdecreet of -ordonnantie de voorwaarden en de wijze bepalen, en de gewesten kunnen dit niet organiseren zonder het fiat van het GWH. Op gemeenschapsniveau geen volksraadpleging mogelijk.
  3. Gemeenten en provincies. 5e SH 2001: bevoegdheid overgegaan naar de gewesten. Dus elk gewest heeft een eigen gemeentedecreet/ordonnantie en provinciedecreet/ordonnantie. Praktijk ontstaan dat de inwoners ondervraagd werden door de overheden voor hun verlangens en bekommernissen. 4 voorwaarden:
  4. Gemeenteraad/provincieraad beslist
  5. Gemeentelijk/provinciaal belang
  6. Inwoners niet verplicht deel te nemen
  7. Uitslag niet bindend
  8. Bepaald aantal inwoners van de gemeente/provincie kan dwingen tot het houden van volksraadplegingen = het volksinitiatief. Daarvoor de GW herzien (art 41)
47
Q

Wat zijn de essentiële elementen die moeten worden geregeld door de wetgever mbt belastingen?

A
  1. De aanwijzing van de belastingplichtigen
  2. De belastbare materie (of het element dat aanleiding geeft tot de belasting)
  3. De belastinggrondslag (of het bedrag waarop de belasting wordt berekend)
  4. Het belastingtarief (of de aanslagvoet)
  5. de belastingvrijstellingen- en verminderingen.

Wetgevende delegaties over de rest zijn toegelaten.

48
Q

Voorwaarden Melki en Abdeli?

A
  1. De interne rechter moet op elk ogenblik van de procudure alle prejudiciële vragen kunnen stellen aan het Hof van Justitie die hij noodzakelijk acht.
  2. De interne rechter moet alle voorlopige maatregelen kunnen nemen die noodzakelijk zijn om de rechten van de Europese Unie te verzekeren.
  3. De interne rechter moet na de procedure van grondwettigheidstoetsing de desbetreffende wetgevende norm buiten toepassing kunen laten wanneer hij die in strijd acht met het Europese Unierecht.
  4. Wanneer het gaat om een wetgevende norm die niet meer doet dan de dwingende bepalingen van een EU-richtlijn omzetten, dient eerst een prejudiciële vraag over de geldigheid van de richtlijn aan het Hof van Justitie te worden gesteld, vooraleer het Grondwettelijk Hof tot de grondwetstoetsing kan overgaan.

Dit zijn de voorwaarden voor een verenigbaarheid met het Europese Unierecht.

Dit kan leiden tot de situatie waar het Grondwettelijk Hof in zjn grondwettigheidstoetsing stelt over het Europese Unierecht niet bindend is voor de gewone en administratieve rechter, want als Gwh ontkennend antwoord, kan de rechter toch overgaan tot schending Europese Unierecht.

49
Q

Leg de verordeningsbevoegdheid uit van de Koning?

A

1. Koninklijke verordeningsbevoegdheid gesteund op 108 GW:

Koning heeft bevoegdheid verordeningen en besluiten te maken die nodig zijn voor de uitvoering van wetten

Bij die uitvoering: eerbiediging hogere rechtsnormen

Bevoegdheid uitvoering = verplichting met verzuim = juridische sanctie (overheidsaansprakelijkheid)

Vrije keuze van middelen om het door de wetgever gestelde doel te bereiken

2. Koninklijke verordeningsbevoegdheid gesteund op wet (art 105 GW):

Wetgever kan koning machtigen wetten of te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, maar altijd beperkend interpreteren.

= opdrachtwetten, 4 soorten:

a. Gewone: wetgever draagt aangelegenheden van zijn residuaire bevoegdheden op

b. Kaderwet: krachtlijnen vastleggen en koning machtigen aan te vullen en uit te werken

c. Programmawetten/mozaïekwetten: wetten van ruime omvang met bepalingen met en uitgesproken budgettair impact

d. Bijzondere machtenwetten

Alle soorten opdrachtwetten kunnen koning machtigen geldende wetgeving op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen.

Altijd het geval in bijzondere machtenwetten (zie H9). Verschil ligt in omvang van de machtiging en dus op inhoudelijk vlak.

3. “Zelfstandige” verordeningsbevoegdheden Koning = schijn

Zonder uitdrukkelijke machtiging heeft de koning de oprichting en de organisatie van de diensten van het algemeen bestuur en de rechtspositie van het daarin tewerkgestelde personeel bepaald. Kan worden gesteund op 37, 96 eerste lid, 107 tweede lid GW.

Koning heeft de bevoegdheid om politiemaatregelen te nemen tot handhaving van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en rust, met uitsluiting van de openbare zedelijkheid. Kan gesteund worden op art 37 GW.

Bekendmaking besluiten:

Algemene: in BS

Individuele: aan de belanghebbende(n)

Belangrijk: opzegging van verdrag in federale materies = prerogatief van de Koning

50
Q

Leg het recht van parlementair onderzoek uit?

A

Recht van parlementair onderzoek: art 56 GW

Kamer heeft recht van onderzoek (senaat dus niet)

Vragen- en interpellatierecht komt toe aan individuele ministers, het recht van onderzoek is echter een collectief recht

Kamer richt parlementaire commissie op die een maatschappelijk probleem gaat onderzoeken. Dan bekomt men een verslag dat de plenaire Kamer moet goedkeuren met een meerderheid.

Onderzoeksbevoegdheid van die commissie is zeer ruim maar niet onbeperkt. Kan alle problemen van de maatschappij bestrijken en de uitvoeringswetgeving geeft ook uitgebreide bevoegdheden aan die commissie. Grootste beperkingen:

Scheiding der machten: die commissie kan niet de plaats innemen van een rechter en strafrechtelijke (on)schuld vaststellen of uitspreken. Bij de zaak Dutroux was men die bevoegdheid te buiten gegaan.

Rechten en vrijheden: ze moet bijvoorbeeld de rechten van verdediging, het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces eerbiedigen. De directeurs van een bepaald bedrijf vond dat ze verplicht werden te spreken door die commissie. HvC heeft dat onderzoek nietig verklaard omdat men vond dat de commissie het non-incriminatierecht niet heeft eerbiedigd. Parlementair onderzoek mag geen lopend rechterlijk onderzoek hinderen, maar samenloop kan wel.

Sektenarrest: parlementair onderzoek naar sekten in België. In het eindverslag een groepering opgenomen als sekte. Die groepering eiste schadevergoeding daarvoor. HvC stelde expliciet dat het kan dat er schadevergoeding aangevraagd wordt wanneer de wetgever een fout begaat. In casu gold die aansprakelijkheid echter niet. In een parlementaire onderzoekscommissie geniet men van de parlementaire onverantwoordelijkheid.

51
Q

Leg uit: de strafrechtelijke en burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers?

A

Straf- en burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers:Mag niet verward worden met de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Grondwetgever in 1831: bijzonder regime in 103 GW. In 1998 grondig herzien:

Regeling 1831: Kamer heeft het recht om ministers in beschuldiging te stellen en dat brengen voor het HvC dat hen zal berechten in verenigde kamers (als feitenrechter ook!). Ratio legis: waarborgen continuïteit van het regeringswerk. Als gewone burgers te pas en te onpas ministers voor de rechtbank kunnen slepen, dan zou er weinig gedaan gekregen worden.

1998: nieuwe regeling. Vorige regeling was nadelig:

Geen beroep mogelijk voor een arrest van het HvC

Procedure moest reeds toegepast worden voor de ondervraging van de ministers. Parlementairen houden moeilijk hun mond, en dus zou die minister al in de media veroordeeld worden voordat het in de rechtbank bewezen is.

Tussenkomst van Kamer is niet nodig behalve in bepaalde gevallen. Alleen wanneer men de minister wil dagvaarden voor de strafrechter of aanhouden, moet de Kamer eerst haar fiat geven

De zaak komt niet meer voor het HvC maar voor het hof van Beroep in Brussel. Dan kan men daarop nog in beroep gaan bij het HvC (niet meer als feitenrechter!).

Een burger is machteloos t.a.v. de ministers tenzij na het fiat van de Kamer

Art 125 GW: geldt ook voor de gemeenschaps- en gewestministers.

52
Q

Leg de bijkomende overgedragen belastingbevoegdheid uit?

A

Bijkomende/aanvullende/overgedragen belastingbevoegdheid

Gedeelte wordt gegeven aan deelstaten

Art. 6 bijzondere financieringswet is lezen. Onroerende voorheffing en successierecht zijn het belangrijkst

2 federale belastingen:

BTW

Personenbelastingen

Vlaamse en Franse gemeenschap hebben geen enkele belastingbevoegdheid, de gewesten wel o.b.v. 170 §2 en ook 2 vormen in bijzondere financieringswet

2 grote gemeenschappen krijgen 2 gedeelde belastingen:

Gedeelte BTW dat verdeeld wordt volgens het aantal leerlingen dat aan de leerplicht onderworpen zijn.

Federale personenbelasting: wordt verdeeld tussen de 2 grote gemeenschappen volgens het lokalisatiebeginsel.

Gemeenschappen hebben daarop geen enkele fiscale bevoegdheid (geen opcentiemen, belastingvermindering, …). Gewesten krijgen een gedeelte van de federale personenbelasting, waarop zij wel opcentiemen, verhogingen, verminderingen, … mogen toepassen. Gewesten hebben een samengevoegde belastingbevoegdheid daardoor.

Gewestelijke belastingen: opgesomd in art 3 bijz. financieringswet

Laatste bevoegdheid:

Leningen: art 49 met mechanisme dat de federale overheid die leningsbevoegdheid kan beperken om redenen van EMU

53
Q

Verdragsbevoegdheid in België

A

Verdragsbevoegdheid in België:

Verdragsbevoegdheid volg interne bevoegdheidsverdeling

Onderscheid tussen 3 types verdragen:

Louter federale bevoegdheid

Louter deelstaatbevoegdheid

“Gemengd verdrag”: samenwerkingsakkoord

Procedure:

Onderhandeling en sluiting = UM

Goedkeuring = WM

Ratificatie = UM

In federale materies:

Onderhandeling: vertegenwoordigers aangeduid bij KB

Ondertekening: namens de Koning (=sluiting)

Goedkeuring: bij wet (167 GW) monocameraal: vaak slechts 1 artikel “dit verdrag zal volkomen uitwerking hebben”

Bekendmaking: vereist voor tegenstelbaarheid (Cass.)

Ratificatie: Koning met medeondertekening minister BuZa

Opzegging: prerogatief van de Koning

In deelstaatmateries:

Onderhandeling en sluiting: regering deelstaat

Goedkeuring: parlement deelstaat

Ratificatie: regering deelstaat

Bekendmaking: vereist voor tegenstelbaarheid (Cass.)

Opzegging: regering deelstaat

Gemengde verdragen:

167 §4 GW à bijzondere wet (92bis §4ter BWHI)

Subdelegatie: samenwerkingsakkoord 8 maart 1994

Procedure:

Ondertekening: minister BuZa en 1 minister per betrokken deelstaatregering

Goedkeuring: alle betrokken parlementen

Leuk weetje: kunnen er 8 zijn (Kamer, Vl., W., Br., Fr. Gem., Dui. Gem, COCOF, GGC)

Ratificatie: Koning

Bekendmaking: vereist…

Opzegging: door Koning na instemming betrokken regeringen (ICBB)

54
Q

Leg het verschil uit tussen wetsontwerp en wetsvoorstel.

A

Wetsvoorstel:

elk wetgevend initiatief dat uitgaat van één of meerdere leden van de Kamer of de Senaat. Eerst geven aan voorzitter, die dat (on)ontvankelijk kan verklaren. Zo ja wordt het dan gepubliceerd in de Parlementaire Stukken, die van essentieel belang zijn voor de interpretatie van de wet. De wetgevende vergadering beslist vervolgens in plenaire vergadering de tekst (bij wetsvoorstel) al dan niet in overweging te nemen (geschiedt in praktijk bijna automatisch). Geen verplicht advies van afdeling wetgeving van RvS, maar kan wel (soms moet het wel als dit gevraagd wordt tijdens de parlementaire behandeling door de voorzitter van de desbetreffende Kamer). Wanneer een wetsvoorstel door één van beide wetgevende kamers is aangenomen, spreekt men van een wetsontwerp.

Wetsontwerp:

Wetgevend initiatief gaat uit van de koning. Heeft al verscheidene stadia van voorbereiding doorlopen voordat het bij het Parlement ingediend wordt. De technisch bevoegde minister werkt meestal al een voorontwerp van wet uit, dat wordt besproken in de ministerraad na eventueel voorgeschreven overleg of advies. Moet dus vrijwel altijd voorgelegd worden aan advies van de afdeling wetgeving van de RvS. Vanaf het ogenblik dat dit alles ondertekend is door de Koning, spreken we van een wetsontwerp. Het voorontwerp van wet, het advies van de RvS en het uiteindelijke wetsontwerp worden allemaal gepubliceerd in de Parlementaire Stukken.

55
Q

Wat zijn de beperkingsgronden mbt rechten?

A

1. Repressieve maatregelen
Bestraffing van misdrijven die bij de uitoefening van de rechten en vrijheden worden gepleegd.

2. Regelende maatregelen

Regelen de ordelijke uitoefening van de rechten en vrijheden

3. Preventieve maatregelen

Het vereisen van voorafgaan verlof of toelating. Dit wordt niet toegestaan door de Grondwet: 1 uitzondering: art. 26, tweede lid GW: bijeenkomsten in open lucht.

Dit geldt voor alle overheden.

Mensenrechtenverdragen maken dit onderscheid niet. Ze onderwerpen alle beperkingen, zonder onderscheid aan dezelfde voorwaarden.

Voorwaarden:

  1. Voorzien bij “wet

De wet moet niet formeel zijn, maar wel voldoen aan kwalitatieve vereisten. Dit betekent dat de wet voldoende toeganeklijk moet zijn (een voldoende bekendmaking) én de wet moet voorspelbaar zijn, voldoende precies dat de rechtsonderhorige er zijn gedrag op kan afstemmen en de gevolgen inzien van zijn handelen.

  1. De inmenging moet een “wettig doel” nastreven.
  2. De inmeninging moet “nodig zijn in een democratische samenleving”.

De inmenging moet met andere woorden beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte. De inmenging moet ook pertinenet zijn en proportioneel.

56
Q

Leg de wetgevende procedure uit.

A

1. Het iniatiefrecht

a. Wetsvoorstel
= indien het wetgevend iniatief uitgaan van 1 of meer leden van de Kamer of Senaat. Het voorstel wordt inoverweginggenomen (in de praktijk bijna automatisch). Daarna een publicatie in Parlementaire Stukken.

Wanneer een wetsvoorstel door één van beide Wetgevende Kamers is aangenomen, spreken we van een wetsontwerp. Inoverwegingneming niet nodig als het al door de andere Kamer is besproken.

b. Wetsontwerp

= indien het wetgevend iniatief uitgaan van de Koning. Een minister werkt samen met zijn departement een voorontwerp van wet uit. Dit wordt bijna stees aan de Raad van State voorgelegd voor advies. Hierna volgt bijna altijd een bespreking in de MInisterraad, vervolgens een ondertekening aan de Koning.

Vanaf het moment dat de Koning het voorontwerp ondertekent, spreken we van een wetsontwerp.

Het ontwerp wordt bij de Kamer neergelegd (of bij eventueel de Senaat als bicameraal is).

2. De parlementaire behandeling in commissie

Een wetsontwerp œrdt door de voorzitter naar de bevoegde parlementaire commissie. Zij nemen hun beslissingen met gewone meerderheid. Dit commissieverslag wordt ook gepubliceerd in de Parlementaire Stukken.

3. De parlementaire behandeling in plenaire vergadering

Een algemene bespreking, vervolgens een artikelsgewijze bespreking. Vervolgens een stemming per artikel en daarna een hoofdelijke eindstemming. De vergaderingen zijn openbaar. De meerderheid vand e leden moet aanwezig zijn en elk besluit wordt genomen met volstrekte meerderheid van stemmen, dus meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden meegerekent voor aanwezigheidsquorum maar niet meerderheidsquorum.

4. De bekrachtiging

De konninklijke bekrachtiging is de handeling waarbij de Koning als tak van de federale wetgevende macht zich akkoord verklaard met de wet. Er is geen termijn (verpakt veto-recht?)

5. De afkondiging

De bekrachtiging (art. 109 GW): de Koning, als hoofd van de federale uitvoerende macht, bevestigt het bestaan van de wet en beveelt dat die ten uitvoer wordt gelegd. Dit is wel een verplichting na de bekrachtiging (vaak in 1 akte).

6. De bekendmaking

De verplichtingen zijn pas tegenstelbaar na haar bekendmaking in Belgisch Staatsblad. Soms wordt dit wel eens uitgesteld en de Raad van State controleert of voor het uitstel een redelijke verantwoording bestaat en of dat het verenigbaar is met de regels van behoorlijk bestuur.

57
Q

Welke soorten kiesstelsels zijn er?

A
  1. Uninominaal = 1 persoon per district ⇔ plurinominaal = meerdere personen per district.
  2. Absoluut = bepaald percentage moet worden gehaald ⇔ Relatief = Meest stemmen (ook al is dit minder dan 50%)
  3. Evenredige vertegenwoordiging = de zetels in de kieskring worden verdeel in functie van het aantal stemmen ⇔ Meerderheidsstelsel = De winnende partij mag leiden. –> Relatief meerderheidsstelsel lijdt tot 2partijenstelsel.

Correcties op evenredige vertegenwoordiging tegen verbrokkeling politieke partijen:

  1. Kiesdrempel
  2. Kiesstelsel: hierop een correctie is de apparentering of lijstenverbindening.
58
Q

Wat is het onderscheid tussen parlementaire onverantwoordelijkheid en onschendbaarheid?

A

Parlementaire onverantwoordelijkheid

Artikel 58 Gw

= Parlementslid kan niet vervolgd worden naar aanleiding van stem of mening in uitoefening van zijn mandaat. Geldt alleen in de uitoefening van het mandaat.

Parlementaire onschendbaarheid

Artikel 59 Gw

= Alleen betrekking op strafzaken, geen echte immuniteit maar bijkomende voorwaarde = voorafgaand verlof. Zij geldt niet bij ontdekking op heterdaad.

59
Q

Bevoegdheden reeds overgedragen aan de GGC?

A
  1. Jeugdsanctierecht
  2. Gezinsbijslagen
60
Q

Waarvoor zijn de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd in Brussel-Hoofdstad?

A

Voor instellingen in het tweetalige gebied die wegens hun:

  • Activiteiten: voor culturele en onderwijsaangelegendheden moeten worden beschouwd tot de ene of andere gemeenschap.
  • Organisatie: Voor de persoonsgebonden aangelegenheden.

Zie artikel 127 Gw. Hiervoor zijn ze exclusief bevoegd!

⇒ Ze zijn bevoegd t.a.v. instellingen niet rechtstreekts t.a.v. personen.

Voor biculturele instellingen blijft de federale overheid bevoegd. (Bv. De Munt, Bozar). Maar een bijzondere wet kan wel bepaalde culturele aangelegenheden overdragen. Zie art. 4bis BWBI.

De GGC is ook bevoegd voor (zie art. 5 BWHI)

  • Personen: bv. gezondheidsmaaregelen, rechtstreekse hulp aan personen, mobiliteitshulpmiddelen.
  • Tweetalige instellingen: bv. OCMW en de openbare ziekenhuizen.
    *
61
Q

Wat zijn de verschillen en gelijkenissen tussen ordonannanties en decreten?

A

Gelijkenissen

  1. Ordonnantie kan de geldende wetgeving opheffen aanvullen of wijzigen binnen zijn bevoegdheid. Het decreet kan dit ook.
  2. Ze zijn onderworpen aan dezelfde toetsing van het Grondwettelijk hof.

Verschillen

  1. Ordonnantie onder beperkt rechterlijk toezicht van de gewone rechter en de administratieve rechter:
    2 verschillen met gewone controle bestuurshandelingen:
    1) Enkel toetsing aan de Grondwet (met uitsluiting normen waaraan Gwh kan toetsten) en aan de Bijzondere wet van Brussel.
    2) Afdeling bestuursrechspraak Raad van State kan enkel toepassing weigeren en niet vernietigen.
  2. Ordonnantie ook onder beperkt administratief toezicht door de federale overheid
    Ter vrijwaring van de internationale rol van Brussel kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de uitvoering schorsen van ordonnnanties en besluiten mbt:
    1) Stedenbouw en ruimtelijke ordening
    2) Openbare werken en vervoer
    Dit is een schorsing van 60 dagen ⇒ Kamer kan vernietigen (meerderheid in 2 taalgroepen nodig)
62
Q

Wat is het verschil tussen Vlaamse/Franse Gemeenschapscommissie en de GGC?

A

Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie zijn verlengstukken van de Vlaamse en Franse Gemeenschap voor de uitoefening in Brussel Hoofdstad. Ze nemen verordeningen die onderworpen zijn aan het rechterlijk wettigheidstoezicht en het administratief toezicht van de Vlaamse/Franse Gemeenschap.

De GGC neemt bipersoonsgebonden ordonnanties: die een meerderheid van stemmen in elke taalgroep vereisen. Ze hebben wel dezelfde rechtskracht als gewestelijke ordonnanties. Ze zijn niet onderworpen aan enig administratief toezicht.

63
Q

Leg de bijzondere machtenwetten uit?

A

1. Kenmerken

  • Kunnen geldende wetgeving opheffen, aanvullen in aangelegenheden.
  • Blijven wél handelingen van de uitvoerende macht. Ze zijn dus onderworpen aan het rechterlijk wettigheidstoezicht (Rvst + art. 159 Gw)

2. Verschillen met gewone KB’s

  • KB’s moeten wettigheidsbeginsel eerbiedigen: artikel 108 Gw, ze mogen met andere woorden geen wetten wijzigen of aanvullen. BMW’s mogen dit wel.
  • KB’s kunnen steeds gewijzigd worden door andere KB’s. BMW na verstrijken van termijn van de bijzondere mach kunnen alleen bij of krachtens de wet worden gewijzigd.
  • Rechterlijk toezicht op BMW is beperkter:
    1. Zeer ruime en vage machtigingswet ⇒ Bijna steeds in overeenstemming van de wet met het besluit.
    2. Enkel wetten die in BMW staan moeten geërbiedt worden.
    3. Arrest- Waleffe: Grondwetsconforme interpretatie:
  • Gewone/administratieve rechter: PV aan Gwh over BMW
  • Indien bijzondere machten besluiten worden bekrachtigd bij wet –> wel toetsing GWH!

3. Verantwoording

  • Attributie-theorie: artikel 105 Gw.
  • Voorwaarden Raad van State:
    1. Uitzonderlijke of crisissituaties
    2. Machtiging moet beperkt zijn in tijd.
    3. Nauwkeurig omschreven (bijna nooit voldaan)
    4. Wetgever moet alle normen eerbiedigen, geen BMW over aangelegenheden waarvan de regeling door de GW aan de wetgever is voorbehouden.
64
Q

Wat zijn voorwaarden opdat er sprake zou zijn van persmisdrijf volgens Hof van Cassatie?

A
  1. Een mening, waarvoor de correctionele rechtbank bevoegd is.
  2. Een door de wetgever strafbaar gestelde meningsuiting, zoals laster, eerroof.
  3. Een misdrijf moet worden gepleegd door middel van “drukpers”. Dit is elk technisch procédé dat toelaat het geschrift in een aantal exemplaren te vermenigvuldigen.
  4. Een daadwerkelijke openbaarheid van meningsuiting.

Gevolg: Drukpersmisdrijven worden voor Hof van assissen gebracht. Geldt ook voor via internat openbaar gemaakte persdrukmisdrijven. Maar niet voor een filmpje. Die door racisme of xenofobie zijn ingegeven is de correctionele rechtbank bevoegd.

65
Q

Wanneer kan een vergadering wél aan preventieve en andere maatregelen worden onderworpen?

A

Als aan 1 of meerdere van deze voorwaarden niet is voldaan:

  1. De vergadering moet vreedzaam zijn en niet de openbare rust en veiligheid in gedrang brengen.
  2. Het moet ongewapend zijn
  3. Men moet zich gedragen naar de wetten (in materiële zin)

Ook neutrale zone rond Wetstraat.