examen juni Flashcards
luchtsoort
luchtmassa met specifieke kenmerken op vlak van temperatuur en vochtigheid
continentaal tropische lucht
droog en warm
continentaal polaire lucht
warm en droog (zomer)
koud en droog (winter)
continentaal arctische lucht
koud en droog
maritiem tropische lucht
warm en vochtig
maritiem polaire lucht
koel en vochtig (zomer)
zacht en vochtig (winter)
maritiem arctische lucht
koud en vochtig (sneeuw mogelijk in winter)
luchtdruk
gewicht van een luchtkolom (eenheid = hPa)
hoe ontstaat wind
aan het aardoppervlak verplaatst lucht zich van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied (=wind)
isobaren
lijnen die gebieden met gelijke luchtdruk met elkaar verbinden: hoe dichter bij elkaar, hoe hoger de windsnelheid
Vrel
relatieve luchtvochtigheid: verhouding tussen Vabs en Vmax
Vabs/Vmax
Vabs
absolute luchtvochtigheid: gram waterdamp/kg lucht die op een moment aanwezig is
Vmax
maximale luchtvochtigheid: maximale hoeveelheid waterdamp die per kg lucht aanwezig kan zijn.
hoe warmer, hoe hoger Vmax
wat doet het corioliseffect?
verbuigt winden: naar rechts op NB, naar links op ZB
veroorzaakt door het ronddraaien van de aarde.
hoe groter de wrijvingskracht, hoe zwakker het effect.
smog
rook en mist: als de lucht sterk verontreinigd os door ozon, fijn stof, zwaveldioxide en stikstofmonoxide
- zomersmog
- wintersmog
zomersmog
door inwerking van zonlicht op vervuilende stoffen komt er teveel O3 in de lucht.
wintersmog
vervuilende stoffen blijven in de lucht hangen (onderste luchtlagen)
weekenmerken die de luchtkwaliteit beïnvloeden
windrichting
windsnelheid
neerslag
luchtdruk
inversie
warme en koude lucht mengen niet: koude luchtlaag onder warme luchtlaag.
vervuilde lucht hoopt zich op en kan niet weg
front
grensvlak tussen warme en koude lucht
warmtefront
warme lucht uit het zuiden beweegt richting koude lucht
koufront
koude lucht duwt warme lucht weg
occlusiefront
wanneer een koufront een warmtefront inhaalt
frontale depressie
lagedrukgebied met verschillende fronten
ionosfeer
thermo- meso en exosfeer: door UV straling ioniseren O2 en N2
ionosfeer reflecteert radiogolven - > men kan over grote afstanden communiceren
poollicht door zonnewind
chemische samenstelling atmosfeer
stikstofgas
zuurstofgas
argon
koolstofdioxide
waterdamp
voornaamste broeikasgas
H2O: tetraëder: veel veringsmogelijkheid
belangrijke broeikasgassen
H2O
CO2
O3
CH4 + NO2
ozon
ontstaat door inwerking van UV straling op O2
beschermt tegen schadelijke UV stralen
hoge concentratie = schadelijk voor gezondheid
ozonsmog
ozon die aan het aardoppervlak ontstaan is door de reactie van NO(2) met organische stoffen onder invloed van zonlicht op een windstille warme dag
natuurlijk broeikaseffect
aarde ontvangt licht van de zon: 70% geabsorbeerd: deels terug naar de ruimte, deels opgevangen door broeikasgassen
verwarmt de aarde: 15°C (anders -18°C)
wolken bestrooien met zilverjodide
silverjodidekristallen zijn condensatiekernen: bij hoog genoege Vrel zorgen ze voor neerslag
regen veroorzaken, hagel beperken
duur, milieuvervuilend
effectief
parameters aardbeving
datum + tijdstip
regio
epicentrum
hypocentrum
diepte
kracht
duur
schaal van richter
duidt kracht aan op basis van de sterkte van de trillingen
momentmagnitudeschaal
duidt kracht aan op basis van dd vrijgekomen energie
seismogram (3 delen)
verticale beweging
noord-zuid beweging
oost- west beweging
verschillende golven
oppervlaktegolven: op het oppervlak van de aarde
- Lovegolven: op en neer beweging
- Rayleighgolven: rolbeweging ( meeste schade)
volumegolven: in de aardkorst:
P-golven: longitudinale golven
S-golven: transversale golven (kunnen niet door vloeibare materie
diepzeetroggen
smalle, diepe kloof in de zeebodem
convergente plaatgrenzen of subductiezones
midoceanische ruggen
langgerekte, hoger gelegen structuur op de oceaanbodem
divergente plaatgrenzen
ring van vuur
zone rond de pacifische plaat met zeer veel aardbevingen en vulkanisme
hoe ontstaat een aardbeving
waar platen tegenover elkaar bewegen ontstaat een spanning die later wordt gelost als een aardbeving
komen voor bij plaatgrenzen die bewegen
horst <=> slenk
horst = hoger gelegen gedeelte in een landschap dst ontstaan is ter hoogte van 2 tegenoverliggende afschuivingen
slenk = lager gelegen gedeelte “”
vulkanen
bij convergente of transforme plaatgrenzen
of hotspots
tsunami
convergente en transforme plaatgrenzen
breuken
transforme plaatgrenzen
diepzeetroggen, eilandbogen, gebergtevorming
convergente plaatgrenzen
midoceanische ruggen en slenken
divergente plaatgrenzen
caledonische
Dodovicium, Siluur, Devoor
Schotse Hooglanden
Altaj
hercynische
Carboon, Perm
Ardennen
Oeral
Alpiene
Krijt - > nu
Alpen
Atlas
subductietrekkrachr
koude oceanische lithosfeer zinkt weg in asthenosfeer. trekt hele plaat mee.
rugduwkracht
oceaanruggen worden omhooggeduwd omdat magma omhoog komt
warme oceanische lithosfeer glijdt van de helling af.
passieve convectie
warmtestroming die msgms in de asthenosfeer verplaatst