Evolutie Flashcards

1
Q

Wat kan je me zeggen over “evolutie”?

A
  • Mensen denken al eeuwen lang hoe de wereld en alle diersoorten zijn ontstaan
  • theorieën en wetenschap die gebaseerd zijn op observaties
  • miscompetenties rond voortplanting en evolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Creationisme

A
  • God(en) scheppen de wereld zoals we die kennen.
  • Soorten worden direct geschapen en zijn niet veranderbaar.
  • Micro-evolutie is mogelijk, maar leidt niet tot macro-evolutie (ontstaan van nieuwe soorten).
  • Tijd voor schepping varieert volgens het scheppingsverhaal.
  • Verschillende verklaringen voor fossielen, zoals dat sommige nooit hebben geleefd of dat ze zijn omgekomen tijdens de watersnood (bijv. de ark van Noah).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intelligent design

A
  • Geloof in evolutie, gestuurd door een creërend intelligent organisme.
  • Mens wordt gezien als het eindpunt van deze gestuurde evolutie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lamarck’s theorie (denk aan giraf)

A
  • Organismen verwerven kenmerken tijdens hun leven door training of gebruik, en deze worden doorgegeven aan hun nakomelingen.
  • Voorbeeld: Giraffen zouden een lange nek hebben ontwikkeld doordat individuen tijdens hun leven hun nek uitrekte om hogere bladeren te eten, en deze kenmerken werden doorgegeven aan hun nakomelingen.
  • Experimenten met muizenstaarten en menselijke tatoeages tonen aan dat kenmerken verworven door training niet worden doorgegeven aan de volgende generaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Darwinisme (denk aan witte ijsbeer)

A

-Bij voortplanting ontstaan nieuwe organismen met variaties, maar die lijken op hun ouders.

  • Overleven en voortplanten hangt af van hoe goed een organisme zich aanpast aan zijn omgeving.
  • De kenmerken van organismen die het beste overleven, worden doorgegeven aan de volgende generatie.
  • Voorbeeld: Koolmezen paren eerder vanwege klimaatverandering en de verschuiving van de piek in rupsen.
  • Omgevingsveranderingen kunnen leiden tot evolutie, zoals witte beren in de Noordpool.
  • Veranderingen in de omgeving kunnen eens voordelige kenmerken nadelig maken, zoals slagtanden bij mannelijke olifanten.
  • Sommige kenmerken hebben alleen een seksueel voordeel, zoals de lange staart van de pauw.
  • Evolutie is een toevallig proces waarbij variaties in genen ontstaan, en organismen met meer variatie hebben meer kans om te overleven en zich voort te planten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kunstmatige selectie

A
  • zelfde manier als natuurlijke selectie
  • mens bepaald welke eigenschappen wel of niet nuttig zijn
    -> bepaald welke dieren doorgefokt worden
    bv. fokt gehoornde dieren met hoornloze dieren
    -> grotere kans op hoornloze dieren
    -> zoals de hond uit de wolf werd gefokt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aanpassing waterorganisme

A

-Gestroomlijnde vorm om gemakkelijker door water te bewegen.

  • Vaak vergelijkbare vormen bij verschillende soorten, zoals vissen, dolfijnen en walvissen.
  • Dragende kracht van water laat grotere organismen overleven dan op het land.
  • Waterorganismen hebben andere ademhalingsaanpassingen dan landorganismen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aanpassingen Ademhaling in het water

A
  • Verschillende aanpassingen voor zuurstofopname en afvalstoffenafgifte.

-> kieuwen = vissen
-> oppervlakte komen om te ademen = Walvissen en dolfijnen
-> adembuis = waterschorpioenen,
-> luchtbel = bootsmannetjes,
-> huidademhaling = kikkers, palingen en bloedzuigers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly