Evolutie Flashcards
1
Q
Wat kan je me zeggen over “evolutie”?
A
- Mensen denken al eeuwen lang hoe de wereld en alle diersoorten zijn ontstaan
- theorieën en wetenschap die gebaseerd zijn op observaties
- miscompetenties rond voortplanting en evolutie
2
Q
Creationisme
A
- God(en) scheppen de wereld zoals we die kennen.
- Soorten worden direct geschapen en zijn niet veranderbaar.
- Micro-evolutie is mogelijk, maar leidt niet tot macro-evolutie (ontstaan van nieuwe soorten).
- Tijd voor schepping varieert volgens het scheppingsverhaal.
- Verschillende verklaringen voor fossielen, zoals dat sommige nooit hebben geleefd of dat ze zijn omgekomen tijdens de watersnood (bijv. de ark van Noah).
3
Q
Intelligent design
A
- Geloof in evolutie, gestuurd door een creërend intelligent organisme.
- Mens wordt gezien als het eindpunt van deze gestuurde evolutie.
4
Q
Lamarck’s theorie (denk aan giraf)
A
- Organismen verwerven kenmerken tijdens hun leven door training of gebruik, en deze worden doorgegeven aan hun nakomelingen.
- Voorbeeld: Giraffen zouden een lange nek hebben ontwikkeld doordat individuen tijdens hun leven hun nek uitrekte om hogere bladeren te eten, en deze kenmerken werden doorgegeven aan hun nakomelingen.
- Experimenten met muizenstaarten en menselijke tatoeages tonen aan dat kenmerken verworven door training niet worden doorgegeven aan de volgende generaties.
5
Q
Darwinisme (denk aan witte ijsbeer)
A
-Bij voortplanting ontstaan nieuwe organismen met variaties, maar die lijken op hun ouders.
- Overleven en voortplanten hangt af van hoe goed een organisme zich aanpast aan zijn omgeving.
- De kenmerken van organismen die het beste overleven, worden doorgegeven aan de volgende generatie.
- Voorbeeld: Koolmezen paren eerder vanwege klimaatverandering en de verschuiving van de piek in rupsen.
- Omgevingsveranderingen kunnen leiden tot evolutie, zoals witte beren in de Noordpool.
- Veranderingen in de omgeving kunnen eens voordelige kenmerken nadelig maken, zoals slagtanden bij mannelijke olifanten.
- Sommige kenmerken hebben alleen een seksueel voordeel, zoals de lange staart van de pauw.
- Evolutie is een toevallig proces waarbij variaties in genen ontstaan, en organismen met meer variatie hebben meer kans om te overleven en zich voort te planten.
6
Q
kunstmatige selectie
A
- zelfde manier als natuurlijke selectie
- mens bepaald welke eigenschappen wel of niet nuttig zijn
-> bepaald welke dieren doorgefokt worden
bv. fokt gehoornde dieren met hoornloze dieren
-> grotere kans op hoornloze dieren
-> zoals de hond uit de wolf werd gefokt
7
Q
Aanpassing waterorganisme
A
-Gestroomlijnde vorm om gemakkelijker door water te bewegen.
- Vaak vergelijkbare vormen bij verschillende soorten, zoals vissen, dolfijnen en walvissen.
- Dragende kracht van water laat grotere organismen overleven dan op het land.
- Waterorganismen hebben andere ademhalingsaanpassingen dan landorganismen.
8
Q
Aanpassingen Ademhaling in het water
A
- Verschillende aanpassingen voor zuurstofopname en afvalstoffenafgifte.
-> kieuwen = vissen
-> oppervlakte komen om te ademen = Walvissen en dolfijnen
-> adembuis = waterschorpioenen,
-> luchtbel = bootsmannetjes,
-> huidademhaling = kikkers, palingen en bloedzuigers.
9
Q
A