Estructuras Útiles Para Las Clases Flashcards
letter
letra (f)
tekst (liedje)
letra (f)
de tekst van een liedje
la letra de una canción
spellen
deletrear
Kunt u uw naam even spellen a.u.b.?
¿Me puede deletrear su nombre?
alfabet
abecedario (m)
alfabet
alfabeto (m)
woord
palabra (f)
woordgeslacht
género (m) de las
palabras
zin
frase (f)
zegswijze
frase (f) hecha
vraag
pregunta (f)
iemand een vraag stellen
hacer una pregunta a
alguien
iemand iets vragen
preguntar algo a alguien
een vraag beantwoorden
responder / contestar (a)
una pregunta
antwoord
respuesta (f)
vraagteken
signo (m) de
interrogación
uitroepingsteken
signo (m) de
exclamación
alinea, paragraaf
párrafo (m)
paraaf (handtekening)
rúbrica (f)
tekst
texto (m)
tekst van een liedje
letra (f) de una canción
betekenen
significar (c/qu)
betekenis
significado (m)
Weet je wat dit betekent?
¿Sabes [lo que / qué]
significate esto?
afbeelding, beeld, beeltenis
imagen (f)
[pl. imágenes]
imago
imagen (f)
[pl. imágenes]
inbeelden, bedenken, verzinnen
imaginar
verbeelding, fantasie
imaginación (f)
Stel je voor!
¡Imagínate!
observeren, waarnemen
observar
opmerking, commentaar
observación (f)
kijken naar iets/iemand
mirar algo/ a alguien
blik, oogopslag
mirada (f)
uitkijkplaats, uitzichtpunt, uitkijktoren
mirador (m)
bewust kijken
mirar
‘alleen’ registreren met de ogen/ zien
ver
(naar) televisie kijken
ver Ø la tele
lezen
leer
lezer(es)
lector,-ora (m/f)
lectuur
lectura (f)
literatuur
literatura (f)
iets luidop / hardop (voor)lezen
leer algo en voz alta
schrijven
escribir
schrijver, schrijfster
escritor,-ora (m/f)