Engels unit 1 Flashcards
1
Q
enthousiast zijn over iets/dol zijn op
A
to be keen on
2
Q
staan popelen/heel enthousiast zijn over iets
A
to be eager to
3
Q
onder de indruk zijn, verbaasd/verbluft
A
to be impressed/to be amazed
4
Q
zeer gelukkig zijn over iets
A
to be over the moon
5
Q
zeer gelukkig/enthousiast zijn over iets
A
to be thrilled about/to be stoked
6
Q
niet kunnen wachten om iets te zien of doen
A
can’t wait to
7
Q
iets in je armen/hart sluiten
A
to embrace
8
Q
het blijft me verbazen
A
it never fails to amaze
9
Q
het is adembenemend
A
it takes my breath away/ it’s breathtaking
10
Q
een landschap
A
a landscape/ a scenery
11
Q
een bergketen
A
a mountain range
12
Q
een kustlijn
A
a coastline
13
Q
een modder poel
A
a mud pool
14
Q
een hete bron
A
a hot spring
15
Q
een fjord
A
a fjord
16
Q
een gijzer
A
a geyser
17
Q
een kiezelstrand
A
a gravel beach
18
Q
een zandstrand
A
a sandy beach
