En Voyage Chapitre 8 Flashcards
1
Q
ruim
A
Spacieux
2
Q
Eerlijk, oprecht
A
Franchement, franc
3
Q
Eerlijkheid
A
La franchise
4
Q
Een slaapbank
A
Un canapé convertible
5
Q
Oorspronkelijk
A
Initialement
6
Q
Daarentegen
A
En revanche
7
Q
Wraak
A
Une revanche
8
Q
Uitgeven op
A
Donner sur
9
Q
Een pluspunt
A
un petit plus
10
Q
Niet te verwaarlozen
A
non négligeable
négliger / une négligence
11
Q
Raadplegen
A
Consulter
12
Q
Een raadpleging
A
Une consultation
13
Q
Raadgeven
A
Conseiller
14
Q
Zowat, zo ongeveer
A
Sensiblement
15
Q
Beperkend
A
Restrictif
Restreindre / Une restriction
16
Q
Opteren voor de zekerheid
A
Jouer la carte de la sécurité
17
Q
De vervaldatum
A
La date d’expiration
18
Q
De sleutel
A
La clé
19
Q
Op de keerzijde van
A
Au dos de
20
Q
In bezit nemen
A
Prendre possession de
21
Q
Een specifieke vraag, wens
A
Une demande particulière
22
Q
vrijkomen
A
libérer
23
Q
een hogere prijs
A
un prix supérieur
24
Q
Op het nippertje
A
A la dernière minute
25
Last minute reis
Un voyage de dernière minute
26
een onvoorziene omstandigheid
un imprévu
27
een tegenvaller
un contretemps
28
een verhindering
un empêchement
empêcher
29
Afhaken
Se désister
30
Onverwacht
a l'improviste
31
Een vervroegd vertrek
un départ anticipé
32
oplossen
résoudre
33
Het spijt me dat
Je suis navré que
Je suis confus que
Je suis désolé
34
Een voorschot betalen
Payer un acompte
35
Een meerprijs betalen
Payer un supplément
36
een tegoedbon
un avoir
