Embryogenese Flashcards

1
Q

Hoelang is de embryogenese ?

A

De embryogenese duurt ongeveer 8 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een andere naam voor embryogenese ?

A

Een andere naam voor embryogenese is embryonale ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk soort delingen volgen elkaar snel op tijdens deze periode ?

A

Tijdens de embryogenese volgen zich snel opeenvolgende mitotische celdelingen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat leidt tot de aanleg van verschillende weefsels, organen en orgaanstelsels ?

A

Differentiatie van de kiembladen, mesoderm, endoderm en ectoderm, leidt tot de aanleg van verschillende weefsels, organen en orgaanstelsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Over wat spreken we na deze periode van 8 weken ?

A

Na de periode van 8 weken spreken we van de foetale fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door wat wordt de migratie van het embryo naar de baarmoeder mogelijk gemaakt ?

A

De migratie van het embryo naar de baarmoeder wordt mogelijk gemaakt door de trilhaartjes, peristaltiek van de eileider en het slijmvlies van de eileider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat produceert het nodige slijm voor het transport en waar zitten ze ?

A

De slijmbekercellen van het slijmvlies van de eileider produceren het nodige slijm voor het transport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Binnen hoeveel uur ondergaat de zygote een eerste mitose ?

A

Binnen 24 uur ondergaat de zygote een eerste mitose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Binnen hoeveel uur ondergaat de zygote een eerste mitose ?

A

Binnen 24 uur ondergaat de zygote een eerste mitose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemen we de eerste reeks celdelingen en waarom ?

A

De eerste reeks celdelingen noemen we klievingsdelingen, omdat de omvang van het embryo niet toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heten de cellen die ontstaan door klievingsdelingen ?

A

De cellen die ontstaan door klievingsdelingen heten blastomeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreekt men van een morula ?

A

Men spreekt van een morula wanneer het embryo bestaat uit ongeveer 8 cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke dag na de bevruchting wordt het morulastadium bereikt ?

A

Het morulastadium wordt op de derde dag na de bevruchting bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er speciaal aan elke afzonderlijke cel tijdens het morulastadium ?

A

Elke afzonderlijke cel tijdens het morulastadium is nog totipotent, wat betekent dat het in staat is om alle cellen van een volledig organisme te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent het als een cel totipotent is ?

A

Als een cel totipotent is, betekent het dat het in staat is om alle cellen van een volledig organisme te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer treedt de eerste differentiatie op en wat gebeurt er dan?

A

De eerste differentiatie treedt op wanneer het embryo ongeveer 4 dagen oud is en resulteert in twee soorten cellen: de buitenste laag cellen, genaamd de trofoblast, en de groep cellen binnenin, genaamd de embryoblast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer bereikt de morula de baarmoederholte en wat gebeurt er dan?

A

De morula bereikt de baarmoederholte op de vijfde dag na de bevruchting. Hier blijft het een paar dagen en ondergaat het veranderingen die leiden tot de vorming van de blastocyst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer spreken we over een blastocyst of blastula en hoe ontstaat deze?

A

De trofoblastcellen pompen actief Na+-ionen naar de intercellulaire ruimten. Als gevolg van osmose komt water vanuit de baarmoederholte in de intercellulaire ruimten. De intercellulaire ruimten versmelten tot een centrale holten, de blastulaholte. Het geheel noemen we de blastula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kan de blastula zich nestelen in het baarmoederslijmvlies?

A

De blastula kan zich nestelen in het baarmoederslijmvlies rond dag 6 na de bevruchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een andere naam voor de innestelling in het baarmoederslijmvlies?

A

De innestelling in het baarmoederslijmvlies wordt ook wel nidatie genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de trofoblast?

A

De trofoblast is een laag van cellen die ontstaat uit de buitenste laag van de blastocyst en die uiteindelijk zal uitgroeien tot de placenta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de embryoblast?

A

De embryoblast is een cluster van cellen die ontstaat uit de binnenste laag van de blastocyst en die zal uitgroeien tot het embryo zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar kan nidatie allemaal plaatsvinden in de baarmoeder?

A

Nidatie kan overal in het baarmoederslijmvlies plaatsvinden, maar de meest voorkomende plaats is in het bovenste deel van de achterwand van de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In welke fase bevindt het baarmoederslijmvlies zich op het moment van de nidatie en door welke stoffen komt dit?

A

Het baarmoederslijmvlies bevindt zich in de proliferatieve fase op het moment van de nidatie. De stoffen oestrogeen en progesteron zorgen voor de groei van het baarmoederslijmvlies en bereiden het voor op de innesteling van de blastocyst.

25
Q

Welke moleculaire dialoog vindt er plaats voor de nidatie?

A

Er vindt een moleculaire dialoog plaats tussen de trofoblast en het baarmoederslijmvlies waarbij verschillende signaalmoleculen betrokken zijn. Dit proces wordt ook wel de ‘implantatie cascade’ genoemd.

26
Q

Tot wat differentiëren de cellen van de trofoblast na de nidatie?

A

De cellen van de trofoblast differentiëren na de nidatie tot verschillende typen cellen die nodig zijn voor de vorming en functie van de placenta, zoals syncytiotrofoblasten en cytotrofoblasten.

27
Q

Wat zijn 3 functies van de syncytiotrofoblast?

A

De syncytiotrofoblast heeft drie belangrijke functies:

(1) het binnendringen van het baarmoederslijmvlies tijdens de innesteling dankzij lytische enzymen ( zorgen voor plaatselijke celdood van slijmvliescellen)

(2) het produceren van hormonen, zoals humaan choriongonadotrofine (HCG), hierdoor zal het geel lichaam in de eierstok niet atrofiëren en blijft het progesteron en oestrogeen aanmaken. Zwangerschapstests zijn gebaseerd op de detectie van HCG

(3) het zorgt voor een beschermende laag rond het volledige embryo. Het embryo zou anders als lichaamsvreemd beschouwd kunnen worden met een immunologische reactie van de moeder als gevolg. Door het syncytiotrofoblast kunnen witte bloedcellen van de moeder niet in contact komen met de embryo.

28
Q

Hoe zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo in de tweede week?

A

Het baarmoederslijmvlies scheidt voedingsstoffen af die door de syncytiotrofoblast worden opgenomen en aan het embryo worden afgegeven.

29
Q

In wat differentieren de cellen van het embryoblast zich?

A

De cellen van het embryoblast differentiëren zich in de epiblast- en hypoblastcellen.

30
Q

Wat vormen het epiblast en het hypoblast?

A

Het epiblast en het hypoblast vormen samen de tweebladige kiemschijf.

31
Q

Hoe ontstaat de tweebladige kiemschijf?

A

De tweebladige kiemschijf ontstaat doordat de cellen van het embryoblast differentiëren in de epiblast- en hypoblastcellen.

32
Q

Wat ontstaat er tussen de epiblast en de cytotrofoblast?

A

Tussen de epiblast en de cytotrofoblast ontstaat de amnionholte.

33
Q

Wat is de amnionholte?

A

De amnionholte is een met vloeistof gevulde holte die ontstaat tussen de epiblast en de cytotrofoblast en die het embryo omgeeft.

34
Q

Wat is het amnionvlies en hoe ontstaat dit?

A

Het amnionvlies is het membraan dat de amnionholte omgeeft. Het ontstaat doordat de cellen van de epiblast een laag epitheel vormen die zich uitspreidt over de binnenwand van de trofoblast.

35
Q

Wat doen de cellen van de hypoblast?

A

De cellen van de hypoblast omsluiten de blastulaholte.

36
Q

Hoe wordt het begin gemaakt van de bloedcirculatie tussen het baarmoederslijmvlies en de blastocyst?

A

De syncytiotrofoblast scheidt enzymen af die de wand van de baarmoederslijmvlies weefsel afbreken en zo wordt de bloedcirculatie tussen de moeder en de blastocyst gestart.

37
Q

Wat ontstaat er ondertussen uit de epiblast?

A

Uit de epiblast ontstaan er nieuwe cellen die zich verspreiden langs de binnenkant van de cytotrofoblast en rond de blastulaholte. Deze cellen vormen het extra-embryonale mesoderm.

38
Q

Wat is het extra-embryonale mesoderm?

A

Het extra-embryonale mesoderm is een laag van mesodermcellen buiten de kiembladen die een rol spelen in de vorming van de placenta en andere structuren van het embryo.

39
Q

Hoe noemen de ruimtes omsloten door het mesoderm?

A

De ruimtes omsloten door het mesoderm worden chorionholtes genoemd.

40
Q

Wat is de chorionholte en hoe ontstaat deze?

A

De chorionholte is een ruimte gevuld met vocht die omsloten wordt door het extra-embryonale mesoderm en die bekleed is door het chorionvlies.

41
Q

Wat is het chorionvlies?

A

Het chorionvlies is een membraan dat zich vormt rondom de chorionholte en dat een belangrijke rol speelt in de vorming van de placenta.

42
Q

Wanneer begint de ontwikkeling van de placenta?

A

De ontwikkeling van de placenta begint aan het einde van de tweede week van de embryonale ontwikkeling.

43
Q

Wat zijn hechtvlokken?

A

Hechtvlokken zijn uitstulpingen van de chorionvlokken die zich in de baarmoederwand boren en de verbinding vormen tussen de moederlijke en de foetale bloedsomloop.

44
Q

Uit wat ontstaat de dooierzak?

A

Uit de blastulaholte.

45
Q

Wat is de gastrulatie?

A

De gastrulatie is een proces van cellulaire migratie en herorganisatie in de vroege ontwikkeling van een embryo waarbij een kiemblad met drie lagen gevormd wordt.

46
Q

Wat is de driebladige kiemschijf en hoe ontstaat deze?

A

De driebladige kiemschijf is een structuur die bestaat uit drie lagen cellen: het endoderm, mesoderm en ectoderm. Het ontstaat tijdens de gastrulatie, waarbij de blastula zich vormt tot een holle bal met drie verschillende lagen.

47
Q

Hoe wordt het endoderm gevormd?

A

Het endoderm ontstaat tijdens de gastrulatie, waarbij de cellen van de blastula zich differentiëren en verplaatsen naar de binnenkant van de kiemcel. Hierdoor wordt de endoderm laag gevormd.

48
Q

Hoe wordt het mesoderm gevormd?

A

Het mesoderm ontstaat tijdens de gastrulatie, waarbij de cellen van de blastula zich differentiëren en verplaatsen naar tussen het endoderm en ectoderm in. Hierdoor wordt de mesoderm laag gevormd.

49
Q

Hoe wordt het ectoderm gevormd?

A

Het ectoderm ontstaat tijdens de gastrulatie, waarbij de buitenste cellen van de blastula zich differentiëren en de ectoderm laag vormen.

50
Q

Wat gebeurt er tussen de vierde en achtste week?

A

Tussen de vierde en achtste week vindt de embryonale ontwikkeling plaats, waarbij de belangrijkste organen en systemen worden gevormd en de embryo groeit van enkele millimeters tot enkele centimeters.

51
Q

Wanneer is verschillende genetische informatie actief of aangeschakeld of inactief en uitgeschakeld?

A

Genetische informatie kan actief of inactief zijn afhankelijk van de ontwikkelingsfase en de weefsels waarin het tot expressie komt. Dit wordt bepaald door epigenetische factoren die de toegankelijkheid van DNA reguleren.

52
Q

Wat veronderstelt genen aan- of uitschakelen?

A

Het aan- of uitschakelen van genen is een essentiële regulerende stap tijdens de ontwikkeling van een embryo en bepaalt welke genen worden tot expressie gebracht en welke niet. Dit heeft directe invloed op de celidentiteit en het lot van de cel.

Dit is mogelijk door complexe moleculaire regelingsmechanismen.

53
Q

Wat is de organogenese?

A

De organogenese is de vorming van de verschillende organen en orgaansystemen tijdens de embryonale ontwikkeling. Dit omvat de differentiatie en migratie van de verschillende celtypes en de vorming van complexe weefselstructuren.

54
Q

In welk kiemblad worden welke organenstelsels en organen aangemaakt?

A

Het endoderm maakt deel uit van de kiemschijf en geeft aanleiding tot het spijsverteringsstelsel, de luchtwegen, de lever en de pancreas.

Het mesoderm maakt het cardiovasculaire systeem, het urogenitaal systeem, de skeletspieren en het bot en bindweefsel.

Het ectoderm vormt de huid, het zenuwstelsel en de zintuigen.

55
Q

Wat groeit in de achtste week uit tot het embryonale deel van de placenta?

A

De cytotrofoblast is aan het begin van de tweede maand gekenmerkt door de aanwezigheid van een groot aantal hechtvlokken. Die groeien vooral uit in het gebied van de embryonale pool en zullen zich tegen het einde van de achtste week ontwikkelen tot het embryonale deel van de placenta.

56
Q

Wat zijn kieuwbogen en wanneer komen ze tevoorschijn?

A

Kieuwbogen zijn de bogen van weefsel die in de halsstreek verschijnen bij de ontwikkeling van een embryo. Ze vormen de basis van verschillende structuren, zoals de kieuwen en het strottenhoofd. Kieuwbogen verschijnen bij zoogdieren, waaronder de mens, in de vroege embryonale ontwikkeling, ongeveer vanaf de vierde week.

57
Q

Wanneer is de aanleg van het hart?

A

De aanleg van het hart begint tijdens de vierde week van de ontwikkeling van een embryo. Het hart ontstaat uit de mesodermcellen in het midden van de embryonale schijf. Rond de 21e dag verschijnt er een eenvoudige buisvormige structuur, die geleidelijk verder ontwikkelt tot het vierkamerhart.

58
Q

Wat gebeurt er tijdens de tweede maand aan de uitwendige lichaamsvorm?

A

Tijdens de tweede maand van de embryonale ontwikkeling begint de uitwendige lichaamsvorm zich te vormen. De embryo groeit snel en ontwikkelt zich tot een ongeveer 3 cm lange foetus. Het hoofd is duidelijk zichtbaar en de ogen, oren en neus zijn te onderscheiden. De armen en benen zijn ook duidelijk zichtbaar, evenals de vingers en tenen.

59
Q

Wanneer spreken we van een foetus?

A

We spreken van een foetus vanaf de negende week na de conceptie tot aan de geboorte. Tijdens deze periode ontwikkelen de organen zich verder en wordt het lichaam verder gevormd en volwassen. De foetus groeit ook in grootte en gewicht, en krijgt geleidelijk aan een meer menselijke vorm.