Eindterm 10 Flashcards
De begrippen ‘oriënterende metaforen’, ‘ontologische metaforen’ en ‘historische contingentie’; (Lakoff en Johnson, Vroon en Draaisma)
- Oriënterende metaforen: metaforen die laten zien hoe ons lichaam op de wereld is gericht. Voorbeeld: “ik zit in de put” (gelukkig is boven), een opgewekte houding is rechtop en droefheid is met gebogen schouders.
- Ontologische metaforen: we gebruiken fysieke objecten om abstracte begrippen uit te drukken. Voorbeeld: “de stoom komt uit mijn oren”.
-Historische incontinentie: Metaforen zijn historisch incontinent en dus niet universeel (algemeen toepasbaar), omdat metaforen door toevallige gebeurtenissen en omstandigheden worden gevormd. Historisch, omdat verhalen worden doorgegeven.
Een uitleg met tekstfragment 4 van Lakoff & Johnsons argument dat taal uitdrukt hoe we met ons lichaam in de wereld staan;
De kern van Lakoff en Johnsons argument is dat taal onze lichamelijke ervaringen weerspiegelt. Begrippen en metaforen in taal zijn gebaseerd op hoe we ons fysiek in de wereld bewegen en oriënteren, zoals het gebruik van “op” en “neer” om emoties en ideeën te beschrijven. Taal drukt dus uit hoe we met ons lichaam in de wereld staan.
Een uitleg van het argument dat metaforen uit wetenschap en technologie beïnvloeden hoe we onszelf als mens ervaren.
Metaforen uit wetenschap en technologie veranderen hoe we naar onszelf kijken. Bijvoorbeeld, we vergelijken ons brein vaak met een computer, wat ons doet denken dat onze geest werkt als een machine die informatie opslaat en verwerkt. Of we zien ons lichaam als een machine, waarbij onderdelen gerepareerd of vervangen kunnen worden, net als een auto. Ook het idee dat DNA een “blauwdruk” is, laat ons denken dat wie we zijn vooral in onze genen ligt.
Deze vergelijkingen helpen ons begrijpen hoe we werken, maar ze beïnvloeden ook hoe we over onszelf denken: als iets dat kan worden geprogrammeerd of gerepareerd.