economie - hoofdstuk 6 - iedereen betaalt belasting Flashcards

1
Q

aftrekposten

A

bepaalde kosten die je op je inkomen in mindering mag brengen, zodat je minder belasting hoeft te betalen. Bijvoorbeeld de hypotheekrente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belastbaar inkomen

A

het inkomen waar de belasting over berekend wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bijtelling

A

bedrag dat je bij je inkomen moet optellen als je een auto van de zaak ook privé gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eigenwoningforfait

A

bedrag dat je bij je inkomen moet optellen als je een eigen huis bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inkomstenbelasting

A

belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fictief rendement

A

het rendement dat je volgens de overheid hebt op spaargeld of beleggingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

heffingskorting

A

een korting op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

heffingsvrij vermogen

A

het eerste deel van je vermogen waarover je geen belasting hoeft te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

progressief belastingtarief

A

het belastingpercentage wordt hoger naarmate het inkomen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

schrijventarief

A

de twee tarieven waarmee je de belasting over je belastbaar inkomen berekent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vermogen

A

het totaal van al je spaargeld en beleggingen na aftrek van je schulden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vermogensrendementsheffing

A

belasting in box 3 over inkomen uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

actieven

A

mensen met betaald werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

denivellering

A

de verschillen tussen de inkomens worden in verhouding groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inactieven

A

mensen zonder betaald werk die een uitkering ontvangen, bijvoorbeeld omdat ze arbeidsongeschikt, werkloos of boven de pensioenleeftijd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nivellering

A

de verschillen tussen inkomens worden in verhouding kleiner

15
Q

vergrijzing

A

het aantal 65+’ers stijgt

16
Q

draagkrachtbeginsel

A

degene die in staat is veel te betalen, moet in verhouding meer betalen

16
Q

belastingontduiking

A

het opzettelijk verkeerd informeren van de overheid om minder belasting te hoeven betalen

17
Q

motorrijtuigenbelasting

A

wegenbelasting. belasting die je betaalt voor het bezit van een auto

18
Q

profijtbeginsel

A

je betaald voor het gebruik van goederen of diensten die de overheid levert