economie - hoofdstuk 4 - werk aan de winkel! Flashcards

(35 cards)

1
Q

algemene wet gelijke behandeling

A

wet die het verbiedt om onderscheid te maken op basis van leeftijd, gender, afkomst, religie en seksuele geaardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

arbeidsmotieven

A

redenen om te willen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cao

A

collectieve arbeidsovereenkomst. Afspraken per bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

minimumloon

A

het loon dat je vanaf 21 jaar minstens moet verdienen in een voltijdbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bv

A

besloten vennootschap. Onderneming met één of meer eigenaren die aandeelhouder zijn. De aandelen worden niet vrij verhandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dividend

A

de winstuitkering van een bv of nv aan de aandeelhouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eenmanszaak

A

onderneming met één eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

flexibele baan

A

je hebt alleen werk wanneer een bedrijf je nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nv

A

naamloze vennootschap. Onderneming met meerdere eigenaren die aandeelhouder zijn. De aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stichting

A

instelling die opgericht is om een maatschappelijk of ideëel doel te realiseren en die niet op winst gericht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vaste baan

A

een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dus zonder einddatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vof

A

vennootschap onder firma. Een onderneming met meerdere eigenaren die samen de leiding hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zelfstandige

A

iemand die met een eigen bedrijf zijn inkomen verdient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zzp’er

A

zelfstandige zonder personeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

arbeidsmarkt

A

het geheel vraag naar arbeid en aanbod van arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aanbod van arbeid

A

komt van werkende en werkzoekende

15
Q

arbeidsparticipatie

A

arbeidsdeelname. Het percentage van de bevolking dat werkt of wil werken

16
Q

arbeidsverdeling

A

personen of bedrijven doen werk waarin zij gespecialiseerd zijn

16
Q

vraag naar arbeid

A

komt van werkegevers

17
Q

krappe arbeidsmarkt

A

de vraag naar arbeid is groter dan het aanbod

18
Q

loon

A

de prijs voor arbeid

19
Q

productiesectoren

A

indeling van productie en arbeid in primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector

20
Q

werkloosheid

A

het aanbod van arbeid is groter dan de vraag

21
Q

verborgen werkloos

A

als er geen werk voor je is en je niet bent ingeschreven bij het UWV

21
geregistreerd werkloos
als je als werkloze bent ingeschreven bij het UWV
22
werkgelegenheid
alle banen die er zijn
23
conjuncturele werkloosheid
werkloosheid die het gevolg is van minder vraag naar goederen en diensten door afnemende bestedingen
24
frictiewerkloosheid
kortdurende werkloosheid omdat er tijd nodig is om een nieuwe baan te vinden
25
regionale werkloosheid
werkloosheid die in bepaalde gebieder hoger is dan gemiddeld in het land
26
seizoenswerkloosheid
werkloosheid doordat werk alleen in een deel van het jaar gedaan kan worden
27
structurele werkloosheid
werkloosheid als gevolg van problemen aan de aanbodkant van de economie
28
primaire sector
landbouw, visserij en winning van delfstoffen
29
secundaire sector
industrie, de bouw en ambachtelijke bedrijven
30
tertiaire sector
commerciële dienstverlening. Dus handel, transport, banken, verzekeraars
31
quartaire sector
niet-commerciële dienstverlening. Dus onderwijs, gezondheidszorg en overheidsdiensten