economie - hoofdstuk 2 - geld genoeg? Flashcards

1
Q

budgetplan

A

een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nibud

A

nationaal instituut voor budgetvoorlichting. Het Nibud geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven het best op elkaar kun afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

reserveren

A

sparen om een grote, incidentele uitgave te kunnen betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten uitgaven

A
  • dagelijkse uitgaven
  • vaste lasten
  • incidentele uitgaven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beleggen

A

je koopt iets waarvan je verwacht dat het meer waard wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

enkelvoudige rente

A

rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf verandert niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nominale rente

A

de rente waarmee de bank rekent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

reële rente

A

de nominale rente min de inflatie. Het laat zien hoe de koopkracht van je spaargeld verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rendement

A

de opbrengst van een belegging, meestal uitgedrukt in een percentage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

samengestelde rente

A

rente-op-rente. De rente wordt na ieder jaar bijgeschreven op je spaarrekening. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spaardeposito

A

spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spaarmotieven

A

redenen om te sparen. Je kunt sparen voor een doel, voor de rente of uit voorzorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

consumptief krediet

A

een lening voor de aanschaf van een consumptiegoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypothecaire lening

A

een lening voor de aankoop van een woning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kredietvormen

A

soorten leningen.
Bij een bank:
- persoonlijke lening
- doorlopend krediet
- salariskrediet
Bij leveranciers:
- koop op afbetaling
- private lease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leenmotieven

A

redenen om te lenen.
- tijdelijk geldtekort overbruggen
- dure aankoop niet uit wilt stellen
- onverwacht dringend geld nodig
- een woning kopen

16
Q

aanbod van geld

A

geld op spaarrekening

17
Q

ECB

A

Europese centrale bank. De centrale bank van de eurozone

18
Q

geldfuncties

A

geld kun je gebruiken als ruilmiddel, als spaarmiddel en als rekenmiddel

19
Q

rente

A

de prijs voor geld

20
Q

vraag naar geld

A

gezinnen en bedrijven willen geld lenen