economie Flashcards

1
Q

bad bank

A

bank die alle problematische en verlieslatende schuldvorderingen, obligaties en aandelen v/n een bank overneemt om die bank te vrijwaren v/n een bankroet en zo het klantenvertrouwen te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bolkestein - richtlijn

A

oorstel v/n het vroegere Nederlandse lid v/n de Europees parlement en aangenomen door het Europees parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bonuscultuur

A

veel bekritiseerde bedrijfscultuur waarbij vooral managers en bestuurders bonussen krijgen uitbetaald meestal na het behalen v/n bepaalde resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Brits-landen

A

letterwoord voor de nieuwe economische groeipolen waarvan de regering steeds meer druk uitoefenen om leidende functies op te nemen in internationale organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

casinokapitalisme

A

pejoratieve term voor speculatie door zeer snelle aan -en verkopen op de beurs voornamelijk met grote bedragen aan fondsen met een hoog risico vergelijkbaar met het snelle gewin of verlies in een casino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

deregulering

A

overheidsinitiatieven om hinderlijke of ingewikkelde regelgeving te vereenvoudigen waardoor volgens voorstanders een aanlokkelijk in investeringsklimaat wordt gecreëerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

derivaten

A

afgeleide financiële producten waarvan de waarde afhangt v/n prijsvariatie v/n een onderliggende waarde zoals aandelen, obligaties, grondstoffen en valuta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dotcom-rage/ dotcom-hype

A

naar de internetbedrijfjes met adres dat eindige ‘’.com’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eurocrisis

A

financieel economische crisis ontstaan toen beleggers begonnen te twijfelen of sommige eurolanden de opbrengsten v/n staatsobligaties wel zouden kunnen terugbetalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Euroscripticisme

A

politieke stellingname waarbij men de Europese integratie principieel afwijst of de nationale soevereiniteit voortdurend benadrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Flitskapitaal

A

kapitaal dat als het ware in sneltempo rond de wereld flitst ten gevolge v/n de wereldwijde en zeer snelle aan – en verkoop v/n omvangrijke financiële fondsen op beurzen met de loutere bedoeling winst te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fort Europa

A

gebruikte metafoor waarbij Europa wordt vergeleken met een fort waarvan de toegang zeer streng bewaakt wordt en waarin niet EU-burgers niet welkom zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Globalisering

A

hedendaagse wereldwijde evolutie v/n integratie op economisch en cultureel valk, mogelijk gemaakt door nieuwe technologieën in de vervoers- en communicatiesector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Glokalisering

A

proces waarbij de effecten v/n de globalisering een lokale cultureel aangepaste invulling krijgen in verschillende culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

graaicultuur

A

neologisme voor praktijken v/n vooral managers die verweten worden af en toe een flinke ‘graai’ te doen in het kapitaal v/n een onderneming al dan niet ten koste v/n de aandeelhouders en of werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grexit

A

Griekenland uit eurozone nadat het land in zware financiële moeilijkheden geraakt was en maandelijks moest lenen om de bestaande schulden af te betalen

17
Q

groei en stabiliteitspact

A

begrotingspact dat de deelnemende landen verplicht om te streven naar sluitende begrotingen

18
Q

maastrichtnorm

A

informele term voor de begrotingsdiscipline die door Maastricht wordt opgelegd aan landen die de euro willen invoeren

19
Q

McDonaldisering

A

wereldwijde rationalisering en standaardisering v/n productie- en distributieprocessen

20
Q

microkrediet

A

lening voor een beperkt bedrag door bepaalde instellingen toegestaan aan kleine ondernemers in het zuiden

21
Q

neoliberalisme

A

oorspronkelijk een stroming binnen de economische wetenschap volgens dewelke de overheid slechts als bewaker v/n de concurrentie een rol hoort te spelen

22
Q

nationale intrestaftrek

A

fiscale maatregel die vennootschappen die investeren in eigen kapitaal toelaat om bij de belastingaangifte een fictieve rente voor het eigen vermogen af te trekken

23
Q

ocuppy - beweging

A

aanleiding v/n bankencrisis ontstane protestbeweging

24
Q

PIIGS

A

Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje die tijdens het hoogtepunt v/n eurocrisis met ernstige begrotingsproblemen en een hoge overheidsschuld kampen

25
Q

PPS

A

publieke -private samenwerking, organisatievorm waarbij de publieke en de private sector samenwerken om een project te realiseren

26
Q

relancebeleid

A

beleid waarbij de economie na een crisis wordt ‘geherlanceerd’ traditioneel door hogere overheidsuitgaven om de groei te stimuleren

27
Q

ratingbureau

A

gespecialiseerd bedrijf dat de kredietwaardigheid v/n uitgevers v/n obligaties beoordeelt waardoor een obligatiehouder weet hoe groot de kansen zijn dat de obligatielening terugbetaald kan worden

28
Q

rentesneeuwbal

A

voor situatie waarbij een staat moet lenen om een schuld af te kunnen betalen, op die leningen moet echter rente betaald worden waardoor de schuld nog groter wordt

29
Q

schaduweconomie

A

metafoor vergelijkbaar met de termen ‘informele’ ‘zwarte’ ‘grijze’ economie

30
Q

tobintaks

A

voorgestelde belasting op valutatransacties in ruimere zich ook op in aandelen, obligaties en derivaten geïnspireerd op voorstellen v/n Amerikaanse econoom

31
Q

vastgoedzeepbel

A

informele benaming voor grootschalige bouwprojecten die ten tijde v/n economische hoogconjunctuur worden gerealiseerd in de veronderstelling dat deze woning verkocht zullen geraken

32
Q

vlaktaks

A

controversieel belastingsysteem waarbij behoudens een vrijgesteld inkomen aan de basis nog slechts één tarief wordt gehanteerd bv 25%

33
Q

voedselsoevereiniteit

A

opvatting dat gemeenschappen autonoom moeten kunnen beslissen over hun landbouwbeleid om aldus zelfvoorzienend te worden en aan honger en armoede te ontsnappen