Economie Flashcards
Basisjaar
Het basisjaar is het jaar dat als startpunt (basis) wordt gebruikt voor de berekening van procentuele veranderingen en indexcijfers. Het basisjaar wordt altijd gelijkgesteld aan 100.
Indexcijfer
Een indexcijfer is een verhoudingsgetal.
Procent
Een procent (%) is een honderdste deel.
Procentpunt
Een procentpunt is het absolute verschil tussen twee percentages.
Promille
Een promille (‰) is een duizendste deel.
Procentueel aandeel berekenen
(Deel : geheel) x 100%
consumentenprijsindex (CPI)
De consumentenprijsindex (CPI) is een samengesteld gewogen prijsindexcijfer dat het prijsverloop weergeeft van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland.
deflatie
Deflatie is een algemene daling van de prijzen van goederen en diensten.
hyperinflatie
Hyperinflatie is een extreme (dagelijkse) stijging van de prijzen van goederen en diensten.
inflatie
Inflatie is een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten.
loonheffing
De loonheffing is gelijk aan de som van de loonbelasting en de premies voor de volksverzekeringen.
overdrachtsinkomen
Overdrachtsinkomen is inkomen waarbij de ontvanger geen tegenprestatie hoeft te leveren.
prijsindexcijfer
Het prijsindexcijfer is een verhoudingsgetal voor de prijsverandering van goederen en diensten.
primair inkomen
Primair inkomen is inkomen waarvoor een tegenprestatie wordt geleverd. Er zijn vijf vormen van primair inkomen: loon, rente, huur, pacht en winst.
secundair inkomen
Het secundaire inkomen is gelijk aan het primaire inkomen vermindert met premies en belastingen op inkomen en vermogen en vermeerdert met sociale uitkeringen en toeslagen.
toeslag (belastingsdienst)
Een toeslag van de belastingdienst is een tegemoetkoming in de kosten voor huur, zorg of kinderopvang.
volksverzekeringen
Volksverzekeringen zijn sociale verzekeringen die alle Nederlanders (‘het volk’) verzekeren tegen bijvoorbeeld ouderdom en overlijden van de partner.
geldillusie
Geldillusie houdt in dat mensen de neiging hebben om over geld in nominale, en niet in reële termen te denken.
geldontwaarding
Geldontwaarding is de afname van de koopkracht van geld door een stijging van de prijzen van goederen en diensten.
koopkracht
De koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
nominaal inkomen
Het nominaal inkomen is het inkomen gemeten in euro’s.
prijscompensatie
Er is sprake van prijscompensatie als het nominale loon meestijgt met de inflatie.
reëel inkomen
Het reële inkomen is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
consumptief krediet
Een lening die gebruikt wordt voor de aanschaf van consumptiegoederen (bijvoorbeeld voor een auto, wasmachine of vakantie).
eindwaarde van één bedrag
De toekomstige waarde van een bedrag dat nu op de bank wordt gezet.
enkelvoudige interest
Er is sprake van enkelvoudige interest als de rente op een spaarrekening alleen wordt berekend over het oorspronkelijk ingelegde bedrag.
financiële levensloop
De financiële levensloop geeft de ontwikkeling weer van inkomen en vermogen over de tijd.
hypotheeklening
Een lening voor de aanschaf van een woning (of bedrijfspand) met het onroerend goed als onderpand.
risico - aversiteit
Risico-aversiteit betekent letterlijk: afkerig van risico. Mensen zijn over het algemeen risicomijdend, ze houden niet van risico.
ruilen over de tijd
Ruilen over de tijd betekent consumptie nu vervangen door consumptie in de toekomst (of andersom).
saamengestelde interest
Er is sprake van samengestelde interest als de rente op een spaarrekening wordt berekend over het ingelegde bedrag plus de bijgeschreven rente uit eerdere jaren.
spaardeposito
Een spaardeposito is een vorm van sparen met een vaste looptijd (bijvoorbeeld 10 jaar) en een vast enkelvoudig interestpercentage.
sparen
Sparen betekent dat je geld op een spaarrekening zet om in de toekomst te kunnen gebruiken.
tijdsvoorkeur
De tijdsvoorkeur bepaalt of consumenten nu of in de toekomst consumeren.
vermogen
Het vermogen is gelijk aan de waarde van bezittingen vermindert met schulden.
een procentuele verandering berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100%
een bedrag berekenen als het procentueel aandeel van een ander bedrag gegeven is. of een bedrag berekenen als het procentuele verschil met een ander bedrag gegeven is
- tabel maken
- gegevens invullen in € en %
- basis gelijkstellen aan 100
- oplossen
een procentuele verandering berekenen met behulp van procentuele veranderingen
- stel basisjaar in op 100
- bereken eindwaarde
- vergelijk met 100
een indexcijfer berekenen
(waarde : begin waarde) x 100