Eco 5/6 Flashcards

1
Q

Collectieve goederen

A

Voorzieningen waarvan iedereen gebruik kan maken geleverd door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reden voor collectieve goederen

A
  • voor iedereen van belang
    bijv. Politie en het leger
  • kwaliteit van voorzieningen bewaken
    Bijv. Rechtspraak
  • sommige voorzieningen kun je mensen niet apart laten betalen bijv. Staats verlichting of dijken
  • voorzieningen die voor iedereen betaalbaar moeten blijven bijv. Onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Collectieve sector (publieke sector)

A

Voor sociale zekerheid streeft niet naar winst maar moet wel uitkomen met beschikbare budget
Instelling voor sociale zekerheid+ overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Particuliere sector (marktsector)

A

Burgers en bedrijven die proberen winst te maken met verkoop van goederen of diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lagere overheid

A

Provincies
Gemeenten
Waterschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Overheid =

A

Rijksoverheid + lagere overheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Accijns

A

Op tabak alcohol en brandstoffen zodat je minder koop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subsidies

A

Bepaalde activiteiten van burgers en bedrijven te stimuleren genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Actieve

A

Mensen met betaald werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inactieve

A

Mensen zonder betaald werk of een uitkering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Herverdeling van inkomens

A

Actieven en inactieven moeten verdienen en dat de overheid op deze manier voor herverdeling inkomens zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar komt gemeente geld vandaag

A

Gemeente geld komt grootste deel van haar inkomsten van het rijk verder van burgers en bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Burgers bedrijven de onderstaande gemeentelijke belastingen en heffingen betalen

A

1 ozb
2 riool heffing belasting
3 parkeerbelasting
4 toeristenbelasting
5Hondenbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Overheid leent

A

Van burgers banken verzekeraars en pensioenfondsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overheid inkomsten van

A

Directe belasting
Indirecte belasting
Niet belasting ontvangsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nettoloon

A

Brutoloon - belasting - sociale premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociale zekerheid

A

Voor bestaansminimum voor iedereen wordt betaald door belastingen en sociale premies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sociaal minimum

A

Bedrag dat je nodig heb om van te kunnen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sociale voorzieningen

A

Uitkering die betaald wordt met belastinggeld belangrijkste voorziening bijstanduitkering

20
Q

Recht op uitkering

A

Je hebt allen recht op uitkering als je op geen Anke andere manier in je levensonderhoud kunt voorzien

21
Q

AOW

A

Algemene ouderdom wet

22
Q

ANW

A

Algemeene nabestaanden wet

23
Q

WLZ

A

Wet langdurige zorg

24
Q

Waarom is verzorging staat door

A

Nederland is een verzorgingsstaat voor onder andere stelsel zekerheid en mogelijk maken door de overheid van gezondheidszorg huisvesting n en onderwijs

25
Q

Adviesinstellingen

A

Ufo kan opvragen en advies kan krijgen

26
Q

CBS (centrale bureau voor de statistiek

A

Verzameld info over economische veranderingen of de bevolkingssamenstelling

27
Q

CPB (centrale planeconomie

A

Onderzoek de mogelijke gevolgen van economische maatregelen van de overheid

28
Q

SER (Ssociaal economische raad

A

Advieseert de regering over sociaal economische onderwerpen zoals werkgelegenheid loon uitkering en pensioen

29
Q

loonheffing

A

is inkomstenbelasting je werkgever houdt loonheffing in op je brutoloon
- loonbelasting
- premie volksverzekering

30
Q

vermogensrendementsheffing

A

Betaal je belasting over het rendement op je vermogen

31
Q

Heffingsvrij vermogen

A

eerste deel van je vermogen betaal je geen belasting Als je onder een bepaald bedrag zit bij je spaarrekening

32
Q

fictief rendement

A

ls je per jaar een bepaal percentage verdient aan je spaargeld of je belegging

33
Q

nationaliseren

A

Dan neemt de overheid een particulier bedrijf over

34
Q

Privatiseren

A

De overheid verkoop een dienst of activiteit aan de particuliere sector

35
Q

Verschuldigde inkomstenbelasting

A

Box1 + box2 - heffingskorting

36
Q

marktwerking

A

Aanbieders van producten concurreren om klanten te krijgen

37
Q

bbp

A

Bruto binnenlands product
totale waarde van de productie

38
Q

Economische groei

A

als productie stijgt naamt het bbp toe

39
Q

Recessie

A

Welvaart neem af
Groei van een land langere tijd daalt lager dan gemiddeld

40
Q

solidariteitsbeginsel

A

Iedereen met een inkomen een deel daarvan afstaat voor mensen zonder inkomen/lage inkomen

41
Q

volksverzekering

A

Sociale verzekeringen waar alle inwoners van Nederland recht op hebben

42
Q

aftrekposten

A

Op je inkomen mag je bepaalde kosten in mindering brengen

43
Q

Progressief belastingtarief

A

Mensen met een hoog inkomen meer belasting betalen dan mensen met een lagere inkomen

44
Q

Degressief tarief

A

Mensen met een laag inkomen minder belasting betalen dan mensen met hoog inkomen

45
Q

Proportioneel tarief

A

Belasting percentage voor alle inwoner

46
Q

nivellering

A

Als lage inkomens er in procenten meer vooruit gaan dan de hoge

47
Q

denivellering

A

Als de hoge inkomens er in procenten meer vooruitgaan dan de lage