EBC herhaling Flashcards
farmacokinetiek
wat doet het lichaam met de stof
farmacodynamiek
wat doet de stof met het lichaam
ADME
absorptie, distributie, metabolisme, excretie (farmacokinetiek)
therapievormen (3)
- causale therapie
- symptomatische therapie
- substitutietherapie
iatrogene aandoening
een aandoening veroorzaakt door de arts
drie fysisch-chemische eigenschappen van een farmacon die belangrijk zijn voor de toedieningsvorm
- hydrofiliteit / lipofiliteit
- pKa
- stabiliteit bij verschillende pH waarden
enteraal
via de darm -> oraal of rectaal
parenteraal
niet via de darm, dus alle toedieningswegen behalve oraal en rectaal
formule voor de snelheid waarmee een farmacon de membraan kan passeren
de wet van Fick
V = P x O x (C1 - C2)
V = diffusiesnelheid (mol/s)
P = permeabiliteit van de membraan voor het farmacon (m/s)
O = oppervlak van de membraan (m^2)
C1,2 = concentraties farmacon aan weerszijden van de membraan (mol/m^3)
De snelheid waarmee en de mate waarin diffusie over membranen plaatsvindt, is afhankelijk van:
- de permeabiliteit van de membraan
- de lipofiliteit van het farmacon
- het beschikbare resorptieoppervlak
- de concentratiegradiënt van het farmacon over de membraan
- de lokale doorbloeding
De dissociatiegraad van een farmacon is afhankelijk van:
- de pH in het weefsel of bloed in de directe omgeving van het farmacon
- de sterkte van het zuur of de base (pKa waarde)
De belangrijkste carrier transportmechanismen
- gefaciliteerde diffusie: carrierafhankelijk transport, met de concentratiegradiënt mee -> vergt geen ATP
- actief transport: carrierafhankelijk transport tegen de concentratiegradiënt in -> ATP nodig
membraancarriers hebben de volgende eigenschappen:
- complexen van eiwitmoleculen ingebed in de membraan
- selectief, transporteren alleen moleculen waarvan de chemische structuur wordt herkend
- gelimiteerd in aantal waardoor er een maximale capaciteit is -> kan leiden tot competitie wanneer verschillende moleculen gebruik maken van dezelfde carrier
efflux transporters
carriers die bepaalde stoffen nadat ze de cel zijn binnengedrongen heel effectief weer de el uitpompen en zo verder transport voorkomen
- kunnen hierdoor opname van farmaca verhinderen en daarmee absorptie en verdeling over het lichaam beïnvloeden
biologische beschikbaarheid (F)
fractie van het farmacon dat na toediening onveranderd in de systemische circulatie komt