EBC 2 Flashcards
Therapeutic window
Het heeft wel effect (MEC), maar is niet toxisch (MTC)
First pass effect
Opname wordt beperkt door afbraak in het maagdarmkanaal en bij de eerste passage van de lever
Permeabiliteitscoëfficient
P, verdelingscoëfficiënt van octanol-water
logPow=o
Hydrofiel en lipofiel, goede absorptie
logPow=-2
hydrofiel, beperkte absorptie
logPow>3
Lipofiel, ophoping in membraan
Zwak zuur
Bij een pH hoger dan de pKa waarde van het zuur is de geïoniseerde fractie groter dan de ongeïoniseerde reactie
Zwakke base
Bij een pH lager dan de pKa waarde van de base is de geïoniseerde fractie groter dan de ongeïoniseerde fractie
Wet van Fick
V=P*O(C1-C2)
ADME
Absorptie, distributie, metabolisme, excretie
Factoren die invloed hebben op de hoeveelheid van de stof die geabsorbeerd wordt, na eerste leverpassage
- Oplosbaarheid en zuur-stabiliteit
- Grootte molecuul, lipofiliteit, mate van dissociatie
- Expressie van efflux transporters, doorbloeding, pH, motiliteit
Slow release
Een suspensie wordt IM ingebracht, waarbij elke keer een beetje wordt afgegeven, je hebt een minder hoge piek, maar het werkt wel langer
F
- Biologische beschikbaarheid
- Fractie van de toegediende dosis die onveranderd in de algemene bloedcirculatie terecht komt
Distributie
Stofje zit in het bloed en verlaat het bloed
Verdelingsfase
Stof verlaat de bloedbaan, verdeelt zich over EC vloeistof, verdeelt zich over intracellulaire vloeistof en/of diepere compartimenten
Centrale compartiment
Bloederig, bloed, rijk doorbloede organen
Farmacokinetische parameter
Verdelingsvolume Vd zegt over hoe makkelijk die vanuit het bloed het weefsel in diffundeert
Albumine
wordt gemaakt in de lever, bindt aan zure farmaca
Alfa-zuur-glycoproteïnen
Binden aan basische farmaca
GABA receptor
Bij zoogdieren alleen in CNS, bij bacteriën ook perifeer
Ivermectine
Kan niet over BHB
Herverdeling
Een heel lipofiel stofje gaat heel makkelijk uit het plasma en in het weefsel, maar kan prima accumuleren in het vetweefsel. De plasmaconcentratie kan dan al helemaal weg zijn, maar het stofje zit nog opgesloten in het lichaam. Je kan dus op latere tijd nog effect hebben van je farmacon.
Biotransformatie
Het inactiveren en uitscheiden faciliteren, gebeurt voornamelijk in de lever
Xenobiotica
Stof die van buiten het lichaam toegediend kan worden
Fase 1
Oxidatie, hydroxylering, dealkilering, gekatalyseerd door cytochroom P450 enzymen, sommige producten zijn wateroplosbaar (renale excretie)
Fase 2
Conjugatie, alle producten zijn oplosbaar en het product is altijd inactief
Conjugatie met…
Glucuronzuur (kat), gluthathione, acetyl (honden), sulfaat (varkens)
Een conjugatiereactie is
een reactie waarbij een geneesmiddel met een endogene stof wordt samengevoegd
Entherohepatische kringloop
Geneesmiddel wordt gemetaboliseert, voornamelijk geglucoronideerd in de lever, uitgescheiden door gal, komt in maagdarmkanaal, geneesmiddel wordt weer opgenomen
Glucuronidasen
Zitten in maagdarmkanaal, kunnen de verbinding van het glucuronzuur en het geneesmiddel verbreken, geneesmiddel kan weer worden opgenomen
Factoren die renale klaring kunnen beïnvloeden
Eiwitbinding, tubulaire secretie, urine pH, nierfunctie
Klaring
Plasmavolume dat per minuut volledig geklaard is