Dutch Seperable Verbs Flashcards
1
Q
What is the meaning of aanbranden and its past participle?
A
To burn(a steak)
Zijn aangebrand
2
Q
Aandoen
A
To put on/switch on electric
Hebben aangedaan
3
Q
aankomen
A
To arrive
Zijn aangekomen
4
Q
Aankondigen
A
To announce
Hebben aangekondigd
5
Q
Aanmelden
A
To sign in
Hebben aangemeld
6
Q
Aannemen
A
To employ/hire
Hebben/zijn aangenomen
7
Q
Aantonen
A
To prove, demonstrate
Hebben aangetoond
8
Q
Aantrekken
A
To attract
Hebben aangetrokken
9
Q
Aanvragen
A
To request
Hebben aangevraagd
10
Q
Afbeelden
A
To depict/represent
Hebben afgebeeld
11
Q
Afkrijgen
A
To get finished
12
Q
Afmaken
A
To finish