Dutch - Lvl 2 - Zitten_Liggen_Staan Flashcards
1
Q
zit / zitten
A
is
is sitting
are sitting
2
Q
de doos / dozen
A
box
3
Q
de mand / manden
A
basket
4
Q
ligt / liggten
A
lie (to lie down)
5
Q
het park / parken
A
park
6
Q
het deken / dekens
A
blanket
7
Q
de boom / bomen
A
tree(s)
8
Q
het woord / woorden
A
word
9
Q
staat / staan
A
stand
10
Q
het papier / papieren
A
paper
11
Q
stopt
A
stops
puts / is putting
12
Q
zet / zetten
A
put
puts
set