Dutch Assimil 12 Flashcards
1
Q
Help
A
Helpen
2
Q
In (+ time)
A
Over
3
Q
Ready
A
Klaar
4
Q
Ask (to)
A
Vragen
5
Q
It is impossible
A
Dat kan niet
6
Q
Busy
A
Bezig
7
Q
So
A
Dan
8
Q
Actually En faite, Au juste
A
Eigenlijk
9
Q
Kun je even helpen?
Helpen
A
Help
10
Q
Kun je even helpen?
Over
A
In (+ time)
11
Q
Kun je even helpen?
Klaar
A
Ready
12
Q
Kun je even helpen?
Vragen
A
Ask (to)
13
Q
Kun je even helpen?
Dat kan niet
A
It is impossible
14
Q
Kun je even helpen?
Bezig
A
Busy
15
Q
Kun je even helpen?
Dan
A
So