duits woordjes kapitel 5 hoofstuk 2 klas 2 Flashcards
1
Q
bunt
A
bont
2
Q
erzählen
A
vertellem
3
Q
jeden Monat
A
elke maand
4
Q
das Konto
A
de bankrekening
5
Q
meistens
A
meestal
6
Q
toll
A
super
7
Q
Übrigens
A
trouwens, overigens
8
Q
umtauschen
A
ruilen
9
Q
unbedingt
A
zeker, echt
10
Q
die Zeitschrift
A
het tijdschrift