duits woorden hfst 3 Flashcards
anziehen
aantrekken
brauchen
nodig hebben
empfehlen
aanbevelen
die Ernahrung
de voeding
fast
bijna
das gefuhl
het gevoel
die gesundheit
de gezondheid
heutzutage
tegenwoordig
der koper
het lichaam
das nahrungsmittel
de voedingsmiddel
die Süßigkeiten
de snoepjes
der zucker
de suiker
achten auf
letten op
der einfluss
de invloed
die entwicklung
de ontwikkeling
erreichen
bereiken
immer
altijd
das jahrhundert
de eeuw
die nachrucht
het bericht
weinen
huilen
wer
wie
zeigen
laten zien
die zukunft
de toekomst
zwar
weliswaar
het oog
das auge
de borst
die brust
de vinger
der finger
de voet
der fuB
het gezicht
das gesicht
de keel, de hals
der hals
het hart
das herz
het hoofd
der kopf
de maag
der magen
de neus
die nase
de rug
der rücken
de tand
der zahn
anzünden
aansteken
benötigen
nodig hebben
der Brauch
het gebruik, de traditie
darüber hinaus
bovendien
denn
want
das fenster
het raam
eine freunde machen
een plezier doen
irgendwann
ooit, op een gegeven moment
kampieren
begrijpen
eine menge
heel veel
der wettbewerb
de wedstrijd
das zeichen
het teken
die einladung
de uitnodiging
die erlaubnis
de toestemming
der feiertag
de feestdag
das gestränk
de drank
gleich
zo meteen
die kerze
de kaars
der ort
de plaats
schenken
cadeau geven
schicken
sturen
sobald
zodra
die überraschung
de verassing
die weihnachtsferein
de kerstvakantie
het kerstkind
das christkind
de verjaardag
der geburtstag
kerstavond
der heiligabend
de bruiloft
die hochzeit
het carnaval
der karneval
nieuwjaarsdag
der neujahrstag
sinterklaas
der nikolaus
pasen
ostern
carnavalsmaandag
der rosenmontag
oudejaarsdag
das silvester
kerstmis
das weihnachten
het suikerfeest
das zuckerfest