duits idioom SE tekstverbanden Flashcards
alle tekstverbanden blz 11 t/m 14
1
Q
Abschwächung
A
afzwakking
2
Q
Abstrahierung
A
algemeen / abstract maken
3
Q
Bedingung
A
voorwaarde
4
Q
Begründung
A
beredenering
5
Q
Beispiel(e)
A
voorbeeld
6
Q
Bestätigung
A
bevestiging
7
Q
Beweis
A
bewijs
8
Q
ein neuen Thema
A
een nieuwe thema
9
Q
neuen Aspekte
A
nieuwe aspecten
10
Q
Einräumung
A
toevoeging
11
Q
Einschränkung
A
beperking
12
Q
Ergänzung
A
uitwerking
13
Q
Erklärung
A
verklaring
14
Q
Erläuterung
A
toelichting
15
Q
Folgerung
A
gevolg
16
Q
Gegensatz
A
tegenstelling
17
Q
Illustration
A
illustratie
18
Q
in Frage stellen
A
in twijfel trekken
19
Q
konkretisierung
A
concreet maken
20
Q
Konsequenz
A
consequentie
21
Q
Relativerung
A
relatievering
22
Q
Rückschluss
A
gevolgtrekking
23
Q
Schlussfolgerun
A
conclusie
24
Q
Steigerung
A
versterking
25
Ursachen
oorzaken
26
Verallgemeinerung
algemeen maken
27
Verhamlosung
triviaal maken
28
Verschärfung
verscherping
29
Vorbehalt
voorbehoud
30
Weiterführung
voortzetting
31
Widerlegung
weerlegging
32
Widerspruch
tegenspraak
33
Zusammenfassung
samenvatting
34
Zuspitzung
toespitsing