duits idioom SE basiswoorden (2) Flashcards
alle basiswoorden blz 16 t/m 27
1
Q
als
A
toen
2
Q
bisher (=bishlang)
A
tot nu toe
3
Q
derzeit
A
nu
4
Q
eben
A
nu eenmaal
5
Q
häufig
A
vaak
6
Q
heute
A
vandaag
7
Q
immer
A
altijd
8
Q
innerhalb von…
A
in een tijdsbestek van… / binnen
9
Q
inzwischen
A
intussen
10
Q
jetzt
A
nu
11
Q
längst
A
allang
12
Q
manchmal
A
soms
13
Q
nachdem
A
nadat
14
Q
nie(mals)
A
nooit
15
Q
nun
A
nu
16
Q
oft
A
vaak
17
Q
schließlich
A
tot slot
18
Q
schon
A
al, reeds
19
Q
selten
A
zelden
20
Q
sobald
A
zodra
21
Q
sofort
A
meteen
22
Q
während
A
terwijl; tijdens