duits 6 Flashcards
1
Q
die aufmerksamkeit
A
de attentie
2
Q
die begegnung
A
de ontmoeting
3
Q
die bekanntschaft machen
A
leren kennen
4
Q
angucken
A
aankijken
5
Q
die beziehung
A
de relatie
6
Q
die bitte
A
het verzoek
7
Q
die clique
A
de vriendenclub
8
Q
die ehe
A
het huwelijk
9
Q
die entschuldigung
A
excuses aanbieden
10
Q
geshickt
A
handig
11
Q
die gesellschaft
A
de maatschappij
12
Q
die heirat
A
het huwelijk
13
Q
sich einig sein
A
het eens zijn
14
Q
einverstandig sein
A
het eens zijn
15
Q
bewilligen
A
toestaan