Duits 4 Flashcards
1
Q
Das ergebnis
A
Het resultaat
2
Q
Die grundschule
A
De basisschool
3
Q
Das gymnasium
A
Het vwo
4
Q
Die klassenarbeit
A
Het proefwerk
5
Q
Die note
A
Het cijfer
6
Q
Die realschule
A
De havo
7
Q
Ein referat halten
A
Een spreekbeurt houden
8
Q
An der Reihe sein
A
Aan de beurt zijn
9
Q
Die tafel
A
Het bord
10
Q
Die turnhalle
A
De gymzaal