DNA Flashcards
Wat zijn de verschillen tussen DNA en RNA?
- DNA heeft desoxyribose, RNA heeft ribose (suiker)
- DNA heeft ATCG, RNA heeft AUCG
- DNA is dubbelstrengs, RNA is enkelstrengs.
Uit welke onderdelen is een nucleotide opgebouwd?
Fosfaatgroep, suiker en een stikstofbase.
Hoe lees je DNA en RNA?
Van 5’ naar 3’.
Aan welke atoom zit de fosfaatgroep?
Het 5e C-atoom (5’)
Aan welke atoom zit de stikstofbase?
Het 1e C-atoom (1’)
Hoe bindt een nieuwe nucleotide aan degene die je al hebt?
Met de fosfaatgroep aan de 3’ van de suikergroep van de nucleotide die je al hebt.
Wanneer loopt een smeltcurve sneller af?
Als DNA sneller denatureerd.
Wanneer denatureert een DNA streng sneller?
Wanneer er meer AT paren dan CG paren in de streng zitten (AT = 2 H-bruggen, CG = 3 H-bruggen) en wanneer de streng korter is.
Welke vormen van RNA zijn er?
mRNA, tRNA, rRNA
Wat is de functie van mRNA?
mRNA is een ‘‘boodschapper’’ die twee processen met elkaar verbindt, namelijk transcriptie en translatie.
Wat is de functie van tRNA?
Brengt een bepaald aminozuur naar een groeiende polypeptideketen.
Wat is de functie rRNA?
Een speciaal RNA molecuul dat belangrijk is voor de eiwitsynthese. Heeft als functie het katalyseren van van de reactie die de eiwitketen verlengd.
Wat is transcriptie?
Een stuk DNA wordt overgeschreven tot mRNA.
Wat is translatie?
Het mRNA wordt vertaald naar een keten van aminozuren.
Welke eiwitten worden gebruikt bij de in vivo replicatie?
Helicase, DNA-polymerase, primase, ligase