Dna 2 (goeden) Flashcards
adenine
een stikstofbase
allel
1 van de genen van een genenpaar / variant van een gen
anticodon
basentriplet aan het uiteinde van een tRNA-molecuul dat het complementaire codon op een mRNA-molecuul ontdekt.
antisense-DNA
moleculair biologen noemen een stuk DNA dat afgelezen wordt of afleesbaar is een antisense en het tegenovergestelde, dus niet afleesbaar, sense (letterlijk vertaald staat sense voor betekenis)
basenparing
de stikstofbasen van de beide nucleotidenketens zijn twee aan twee met elkaar verbonden. (A met T, en C met G)
biotechnologie
verzamelnaam van alle technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te vervaardigen voor de mens
cDNA
complementair DNA of copyDNA
centromeer
deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast
chromatide
Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien
chromosoom
structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose
cisgenese
het inbrengen van DNA m.b.v. recombinant DNA techniek dat afkomstig is van een organisme van dezelfde soort
coderende streng
de nucleotideketen die niet wordt gebruikt tijdens de transcriptie
codon
groep van drie nucelotidebasen (triplet), die codeert voor een bepaald aminozuur in een eiwit
colchicine
stof die zorgt dat bij de mitose de microtubili van het spoelfiguur worden afgebroken; hierdoor ontstaat polyploïdie
corepressor
repressor die juist actief wordt wanneer er een bepaald molecuul aan bindt
crossing-over
verschijnsel tijdens de meiose waarbij twee homologe chromosomen stukken DNA uitwisselen
cytosine
een stikstofbase
deletie
het verwijderen van een nucleotidepaar in het DNA
desoxyribose
een suiker met 5 C-atomen per molecuul, bestanddeel van DNA
DNA
desoxyribonucleïnezuur, een keten (molecuul) opgebouwd uit nucleotiden, die bestaan uit een suiker (desoxyribose) een stikstofbase en een fosfaatgroep
DNA-fingerprint
is de naam voor een methode om uit het DNAvan een individu (mens, dier of plant) bepaalde stukjes te selecteren en met het analoge gebied in een ander individu van dezelfde soort te vergelijken.
DNA-ligase
enzym dat korte DNA-fragmenten aan elkaar koppelt
DNA-methylering
is een epigenetisch proces waarbij een methylgroep (CH3-groep) aan een DNA-molecule wordt toegevoegd. Hierdoor verandert de structuur van het DNA, dat dientengevolge niet langer afleesbaar is tijdens bijvoorbeeld een transcriptie
DNA-polymerase
enzym dat langs de enkelvoudige nucleotideketens schuift tijdens de DNA-replicatie en er voor zorgt dat er DNA dubbelstrengen ontstaan
DNA-replicatie
het kopieren van het DNA, waarna een chromosoom bestaat uit twee chromatiden die vastzitten met een centromeer
DNA-sequentie
volgorde van de vier bouwstenen waaruit DNA is opgebouwd
enhancers
een cis-element dat de transcriptie van het DNA bevordert. Een enhancer zit voor of achter de promotor van een gen.
epigenetica
de studie van wijzigingen in de genexpressie zonder dat er wijzigingen in de dna-sequentie plaats vinden
epigenetische factoren
invloeden die de werking van genen beinvloeden, zoals stress, voeding en drugs
exons
de coderende stukken DNA in een gen
gelelektroforese
een scheidingstechniek die moleculen onder invloed van een elektrisch veld laat bewegen in een gel.
genetische modificatie
veranderen van het DNA van een bepaald organisme, bijv. het overbrengen van DNA van het ene organisme naar het andere.
genexpressie
het tot uiting komen van een gen
genoom
de volledige set genen vane en organisme inclusief niet-coderend DNA
genoommutatie (ploïdiemutatie)
mutaties waarbij het aantal chromosomen in een cel veranderd is
genregulatie
het aan of uitzetten van een gen
gentherapie
het inbrengen van genetisch materiaal in (menselijke) cellen in het kader van een geneeskundige behandeling.
guanine
een stikstofbase