Diverse Flashcards
Gerät, Vorrichtung
het toestel
vor allem,
hauptsächlich
hoofdzakelijk
äußerlich,
bis spätestens
uiterlijk
übrig
überflüssig
overbodig
jeder vs. alle
elk vs. ieder
Entscheidung
de beslissing
unerwartet
onverwacht
Bewerbungsgespräch
sollicitatie
wirklich
echt
werkelijk,
waar(gebeurd)
Reifen
de band, banden
links,
rechts,
geradeaus
links,
rechts,
rechtdoor
Sonne
het zonnetje 🌞
der See
het meer
Antrag,
Anfrage
einen Antrag stellen / einreichen
aanvraag,
verzoek
een verzoek indienen
morgens - mittags -abends
ochtend - middag - avond
Vorwurf
het verwijt
nah - weit (Distanzen)
na (bij) / dicht bij – ver (weg)
das ist ein harter Brocken
dat is een heel klus!
Sozialhilfe, Unterstützung
uitkering
(he-)runter - hinauf
omlaag - omhoog
Armee
het leger
Lastwagen
de vrachtwagen
Sachen, Klamotten, Dinge (unspezifisch)
de spullen
Nachbar(in)
Huis: buurman, buurvrouw
Sitz: (na-)buur, tafelbuur
Land/Staat: het buurland
damals
toen,
toentertijd
Jugend
de jeugd
Flugzeug
het vliegtuig
Verhalten, Benehmen
het gedrag
Unterschied, Differenz
het verschil
Gesundheitsversorgung
de gezondheidszorg
Lehre, Unterricht, Bildung
het onderwijs
Schwester
de zus
Bruder
de broer
Sohn
de zoon
Tochter
de dochter
Eltern
ein Elternteil
de ouders
de ouder
Anmerkung, Andeutung
de toespeling
Grund, Motiv
het (beweg-) reden
Einwand, Bemerkung
de aanmerking (en)
Wahrnehmung, Bemerkung,
Beobachtung,
de opmerking
dann, danach, nachdem, als
toen
Miete
huur
Wald
het bos
Bund, Büschel, Bündel
de bos
Absicht , Zweck
de bedoeling,
de opzet
Treffen,
Zusammenkunft
Versammlung
de bijeenkomst
Umwelt (Natur)
het milieu (de natuur)
Versuch, “Anlauf”
de poging
