Adjective Flashcards
müde
ausgepumpt,
uitgeput
froh sein
blij zijn
enttäuscht
ontgoocheld, teleurgesteld
überraschend
verassend
neugierig
nieuwsgierig
schwanger
zwanger,
in Verwachting zijn
angenehm, nett, schön
plezierig
sozial,
gesellschaftlich
maatschappelijk
abscheulich,
grässlich
afzichtelijk
schön - hässlich
prettig - lelijk
vorsichtig
voorzichtig,
behoedzaam
stolz
trots,
fier
sicher,
geschützt
veilig
schwierig,
unbequem,
lastig
unbequem,
unangenehm
ongemakkelijk
unentbehrlich, unverzichtbar
onentbeerlijk,
onmisbaar
erstaunt,
verbaasd
hell- dunkel
hell - donker
gewöhnlich
gewoon, gewoonlijk, in de regel
taub
doof
doof
stom
voll - leer
vol - leeg
mühsam
moeizaam
schlau, intelligent
slim
unterschiedlich
verschillend
selbstbewusst
zelfbewust
körperlich, physisch
lichamelijk
verzweifelt
wanhopig
düster, trübe, trübselig, dunkel
somber
meistens
meestal
oft
vaak
obdachlos
dakloos
schwindelig
duizelig
prächtig, wunderschön, ausgezeichnet, herrlich
prachtig
absichtlich
opzettelijk
böse (sein auf jmd.)
kwaad (zijn op iemand)
umweltfreundlich
milieuvriendelijke