Diastolische LV-functie Flashcards

1
Q

Wat is het circulerend volume en waarop is het van invloed?

A

spreekt voor zich.
Is van invloed op o.a. de preload en daarmee de diastolische druk en het volume dat tijdens de diastole kan worden verplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de preload en wanneer is deze bv verhoogd?

A

De hoeveelheid bloed die einddiastolisch in de LV aanwezig is (de LVEDD).

De preload is bv verhoogd bij overvulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is relaxatie? Waarvan is deze afhankelijk?

A

De wijze van ontspanning. Is afhankelijk van o.a. de wanddikte, volume en uniformiteit van relaxatie.

Bij LVH en fibrosering van de LV is deze verminderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de elasticiteit/veerkracht?

Wanneer is deze verminderd?

A

Het vermogen om na vervorming weer in de oorspronkelijke vorm terug te keren.
bij een gedilateerde LV, cardiomyopathie of na een MI is dit verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de compliantie, en wanneer neemt deze toe?

A

Het vermogen om mee te geven, wanneer er kracht of druk op wordt uitgeoefend.

Deze neemt toe wanneer de veerkracht/weerstand bij uitrekken minder is.

Kan afgenomen zijn bij LVH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de formule voor compliantie?

A

Compliantie = delta V(volume)/ delta P(pressure)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is de diastolische druk/drukopbouw van afhankelijk?

A

Deze wordt bepaald door de combinatie van volumeverandering en compliantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de elastische recoil?

A

Het vrijkomen van de tijdens de systole opgeslagen elastische energie.

Bij infarcering kan er minder elastische energie opgeslagen worden en is de recoil dus ook minder.

Heeft een directe invloed op de vroege diastole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 factoren van het LA zijn bepalend voor de diastolische functie?

A
  • preload vh LA
  • LA-druk:
  • contractiliteit vh LA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn o.a. de oorzaken van diastolische LV-disfuncties?(9)

A
  • leeftijd
  • coronairlijden
  • hypertensie
  • kleplijden
  • cardiomyopathieën
  • Cardiotoxische behandelingen (chemo etc)
  • diabetes mellitus
  • interne systeemziekten
  • nierinsufficiënties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de metingen tbv de diastolische functie?

A
  • 2D metingen
  • morfologie en functie LA
  • Dopplermetingen
    + MV-inflow
    + pulmonaalvenenflow
    + IVRT
    + e’ doppler metingen
    + LVEDP berekeningne
    + flowpropagatie van de MV-instroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurd er bij LVH?

A

elastischer LV-myocard (kan makkelijker terug in vorm springen)
Compliantie gaat naar beneden (minder makkelijk meeveren)

  • Diastolische disfunctie
  • vertraagde relaxatie
  • dus verlaagde E (MV-inflow)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 functies van de LA

A
  • reservoirfunctie
  • conduitfunctie
  • contractiefase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvan is de E instroom afhankelijk?

A

Van het vroegdiastolische drukverschil tussen LV en LA

  • de preload
  • veranderingen in LV-relaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Normale situatie diastolische LV-functie

A
  • E/A >1, E is hoger dan A

- Desceleratietijd 142-240 msec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Graad I diastolische disfunctie

A

Gestoorde LV-relaxatie

  • toegenomen desceleratietijd (brede E)
  • E<a></a>
17
Q

Graad II diastolische disfunctie

A

Pseudonormaal

  • E>A (E is weer hoger), pseudonormaal
  • fors verlaagde e’
  • LA druk neemt verder toe
18
Q

Graad III diastolische disfunctie

A

Restrictieve vulling

  • korte desceleratietijd
  • Hoge E>A
  • korte IVRT (<140 msec)
  • Hoge E/e’ (>15)
19
Q

Wat gebeurd er met de IVRT bij de diastolische veranderingen?

A

Eerst verlengt deze (>110 ms). Door toename van de LA druk gaat de mitralisklep steeds vroeger open (60-100), waardoor de IVRT weer verkort (< 60).

20
Q

Wat is de S1 en S2 bij de pulmonalisinflow?

A

S1: atriale relaxatie, vooral zichtbaar bij een verlenging van de PQ-tijd

S2: ontstaat door de verplaatsing van de mitralisklepannulus tijdens de LV-contractie.

21
Q

Waarvan is de pulmonaalveneflow afhankelijk?

A

hartfrequentie
hartritme
PQ-interval
MI/MS

22
Q

Waarvan is de S-instroom van de pulmonaalveneflow afhankelijk?

A

Van de LA-relaxatie en de LV-contractie en is gerelateerd aan het SV

23
Q

Waar is de D van de pulmonaalveneflow van afhankelijk?

A

Van de LV-relaxatie, - compliantie en -vulling

24
Q

Wat is de E/e’ en waar zegt het wat over?

A

de ratio tussen de E (MV-inflow) en de e’ (TVI)

Dit geeft een inschatting van de LV-vullingsdruk

25
Q

Waaruit bestaat een TVI meting?

A

Uit een:
s’: Systolische snelheid
e’: vroegdiastolische snelheid
a’: laatdiastolische snelheid

Deze nemen af met de leeftijd.

26
Q

Waardoor wordt de e’ beïnvloed?

A
  • LV-relaxatie
  • Preload
  • LV-recoil
  • LV-vullingsdruk
  • ritme
27
Q

Waarom is de e’ sensitief?

A

De e’ is een van de meest sensitieve metingen voor de LV-relaxatie bij een gestoorde LV-relaxatie.

De invloed van preload en vullingsdruk is relatief gering bij een gestoorde LV-relaxatie.

28
Q

Welke factoren hebben invloed op de E?

A
  • preload
  • LV-relaxatie
  • volume
  • elasticiteit
  • vullingsdruk
29
Q

Wat heeft veel invloed op de e’ bij normale relaxatie?

A

De preload. De e’ neemt toe bij verhoging van de preload

30
Q

Wat is een grove maat voor de standaardmetingen van de e’ lateraal en septaal?

A

Lateraal > 10 cm/sec

Septaal > 8 cm/sec

31
Q

Waar wordt de velocity propagation door bepaald?

A

Door de snelheid van relaxatie en de diastolische zuigwerking van de LV.

32
Q

Hoe kan de VP worden berekend?

A
  • Collor doppler MV-inflow
  • M-mode op dit signaal
  • aanpassing nyquist grens tot aliasing optreedt
  • aliasing lijn zetten vanaf de mitralisklep tot 4 cm in de LV
  • > 50 cm/sec (normaalwaarde)
33
Q

Hoe kan de VP gebruikt worden?

A
  • Als aanvullende bepaling bij patiënten met een verminderde LVEF
  • E-instroom/VP ratio. Een waarde van >/= 2.5 voorspelt een pulmonale capillaire wiggedruk van > 15 mmHg
34
Q

Wat zijn de parameters die geassocieerd zijn met verhoogde LV-vullingsdrukken?
(S/D, IVERT, E/A, E/E’, SPAP, E/VP, LA, E-desc)

A
  • Korte IVRT (<70 msec)
  • E/A > 2 (vooral bij verminderde LVEF)
  • E- desc. <140 msec
  • S/D <1
  • toegenomen Ar-duur en -amplitude
  • Uitbochting atriumseptum naar rechts in systole
  • verminderde LA-ejectiefractie
  • LA-dilatatie (>34 ml/m²)
  • E/e’>= 15
  • E/Vp >= 2.5 (bij verminderde LVEF)
  • SPAP > 35 mmHg