Diagnose allerdaagse - H54 Flashcards

1
Q

Waar bevindt lage rugpijn zich?

A

Tussen de schouderbladen en de bilplooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een uitzondering omtrent locatie bij rugpijn

A

De lendenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee belangrijke doelen bij de diagnostiek van rugpijn

A
  1. eventuele specifieke oorzaken van de lage rugpijn onderkennen
  2. tijdig onderkennen wanneer de aspecifieke lage rugpijn chronisch wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pathofysiologie Lumbago (aspecifieke lage rugpijn)

A

Niet bekend
Waarschijnlijk overbelasting van prijsgevoelige structuren in en rond de wervelkolom zoals gewrichten, spieren, disci, botten, pezen of zenuwen. Mogelijk is er een vasculaire oorsprongg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathofysiologie Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS)

A
  • 90% van de gevallen is de oorzaak hernia nuclei pulposi
  • wervelkanaalstenose
  • laterale stenose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen lumosacraal radiculair syndroom

A
  • (hevige) uitstraling in 1 been tot voorbij de knie (ischialgie). -
  • Pijn in been is meestal erger dan in de rug en verergert bij drukverhogende momenten.
  • Ook kan er veranderingen in sensibiliteit optreden in het aangedane huidsegment, zoals hypesthesie of parenthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is hernia nuclei pulposi

A

een uitpuilende discus interverbralis die 1 van de uittredende ruggenmergwortels bekneld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is wervelkanaalstenose

A

vernauwing van het wervelkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is laterale stenose

A

vernauwing van het zenuwwortelkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Epidemiologie LRS

A

mensen ouder dan 50

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling LRS

A

Indien er een caudasyndroom is waarbij gevoelloosheid in het rijbroekgebied en mictie- of defecatiestoornissen ontstaan is er een directe operatieve ingreep nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie pseudoradiculair syndroom

A

Het beeld waarbij er uitstraling van rugpijn in een been is zonder dat er aanwijzingen worden gevonden voor een radiculair syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Symptomen maligniteit

A
  • klachten gaan na een maand van conservatie behandelingen niet verbeteren
  • malaise
  • koorts
  • nachtelijke pijn
  • fors gewichtsverlies
  • maligniteit in voorgeschiedenis
  • vaak prostaat- of mammacarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Epidemiologie maligniteit

A

Altijd bij 50 jaar of ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen sondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)

A
  • rugpijn
  • verlies van lumbale lordose
  • verlies van mobiliteitD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie sondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)

A

reumatische aandoening
aanwezigheid van het eiwit HLA-B27

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Epidemiologie sondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)

A

Meer bij mannen en dan jonger dan 35 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Epidemiologie osteoporotische inzakkingsfractuur

A

postmenopauzale vrouwen –> potdensiteit neemt sterk af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Symptomen osteoporotische iznakkingsfracturen

A
  • pijn
  • verminderde mobiliteit –> door hoogteverlies van wervellichaam
  • meer dan de helft van de gevallen heeft geen symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Definitie sondylosis

A

defect in het pars interarticularis van een wervellichaam
Meestal op niveau L4 of L5
Dit kan aangeboren zijn of gedurende het leven ontstaatn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Symptomen sondylosis

A
  • geen symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Definitie sponylolisthesis

A

Verschuiving van een wervellichaam met spondylosis (meestal na een trauma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Symptomen spondylolisthesis

A
  • lage rugpijn die vaak uitstraalt in twee benen (bilateraal)
  • geen positief resultaat op de proef van Lasègue
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kans aspecifieke lage rugpijn

A

80-90%

25
Q

Kans lumbosacraal radiculair syndroom

A

5-15%

26
Q

kans osteoporotische inzakkingsfractuur

A

1-4%

27
Q

kans maligniteit

A

0,7-2%

28
Q

kans ziekte van Bechterew

A

0,3%

29
Q

kans spondylolisthesis

A

0-3%

30
Q

Betekenis van voorgeschiedenis bij maligniteit

A

wervelmetastasen

31
Q

Betekenis van voorgeschiedenis bij osteoporose (bv langdurig gebruik van corticosteroïden)

A

wervelfracturen

32
Q

Betekenis van voorgeschiedenis bij auto-immuun onstekingen (iridocyclistis, inflammatie maagaandoening, artritis)

A

spondyloartritis (ziekte van Bechterew)

33
Q

Betekenis van voorgeschiedenis bij recidiverende periodes van aspecifieke lage rugpijn

A

specifieke oorzaken zijn minder waarschijnlijk

34
Q

Symptomen chorniciteit met disfunctioneren bij aspecifieke lage rugpijn

A
  • eerdere episodes met pijn
  • veel beperkingen bij eerste presentatie
  • overmatige reactie op pijn
  • overdreven pijnpresentatie
  • inadequaat pijngedraag met neiging om alle pijn te vermeiden
35
Q

Risicofactoren chronische klachten bij aspecifieke lage rugpijn

A
  • langdurige stress
  • sociale omgeving die vermijdingsgedrag stimuleert
  • bestaan van secundaire ziektewinst
  • neiging tot depressiviteit
36
Q

Lichamelijk onderzoek looppatroon

A

klapvoet (LRS) of analogisch (pijnvermijding)

37
Q

Lichamelijk onderzoek bekken en wervelkolom bij staande patient

A

scoliose of beenlengteverschil

38
Q

Proef van lasegue sensitiviteit

A

hoog

39
Q

Proef van lasegue specificiteit

A

hoog

40
Q

Proef van lasegue uitvoering

A

passief heffen van gestrekte been luxeert uitstralende pijn langs zijkant of achterkant van het aangedane been
hoek waaronder pijn ontstaat wordt aangegeven (positief bij dertig graden)

41
Q

Gekruiste proef van lasegue sensitiviteit

A

laag

42
Q

Gekruiste proef van lasegue specificiteit

A

hoog

43
Q

Gekruiste proef van lasegue uitvoering

A

passief heffen van niet-aangedaan been laxeert uitstralende pijn langs zijkant of achterkant van aangedane been

44
Q

teken van naffziger uitvoering

A

druk op beide vv jugulares veroorzaakt toename van pijn in het aangedane been door verhoging van intraspinale liquordruk

45
Q

Proef van bargard uitvoering

A

passief heffen van gestrekte been tot het niveau waar pijn geluierd wordt veroorzaakt dorsiflextie van voet een toename van pijn

46
Q

proef van kemp

A

in staande houding wordt patiënt achterovergelegen en vervolgens in richting van aangedane zijde

47
Q

Alarmsignale lage rugpijn

A
  • voorgeschiedenis met maligniteit. langdurig corticosteroidengebruik , osteoporose
  • mictine- of defecatiestoornis
  • krachtverlies in been of voet
  • rugpijn op oudere leeftijd voor eerste keer
48
Q

Aanvullend onderzoek maligniteit

A
  • bepaling van bezinkingssnelheid van erytrocyten –> verhoogde BSE
49
Q

Aanvullend onderzoek ziekte van Bechterew

A
  • bepaling van bezinkingssnelheid van erytrocyten –> verhoogde BSE
  • röntgenonderzoek
50
Q

Aanvullend onderzoek spondylitis ankylopoetica

A
  • bepaling aanwezigheid eiwit HLA-B27
51
Q

Aanvullend onderzoek osteoporose (bij verdenking op inzakkingsfracturen)

A

röntgenonderzoek

52
Q

aanvullend onderzoek bottumoren

A

rontenonderzoek
botscan/isotopenonderzoek (hierbij wordt het metabolisme van het bot bestudeerd

53
Q

aanvullend onderzoek metastasen

A

röntgenonderzoek

54
Q

Aanvullend onderzoek LRS (verdenking op hernia of operatie overwogen voor LRS)

A

CT- scna
MRI-scan

55
Q

Aanvullend onderzoek spondylose

A

botscan/isotopenonderzoek (hierbij wordt het metabolisme van het bot bestudeerd

56
Q

Aanvullend onderzoek infectie of ontsteking

A

botscan/isotopenonderzoek (hierbij wordt het metabolisme van het bot bestudeerd

57
Q

Aanvullend onderzoek overweging tot opereren bij discusgeneratie

A

discografie (contrastvloeistof wordt ingespoten voor betere röntgenfoto om specifiek pijn te reduceren

58
Q

(V) ALTIS(O)

A

(Voorgeschiedenis)
Aard (stekende of zeurende pijn)
–> wat voor soort pijn ervaart u?
Lokalisatie
–> kunt u de pijn aanwijzen?
Tijd
Intensiteit
–> schaal van 1/10
–> belemmerd het de dagelijkse activiteiten?
Samenhang
(Overig)

59
Q

cauda equina syndroom

A
  • verlies van gevoel in rijbroekgebied
  • kan niet meer plassen