Denkstap 5: is de waarheid altijd waar? Flashcards
epistemologie
kennisleer
bewering
een uitspraak die een waarheidsgehalte heeft:
- waar-> verleden of heden
- vals-> verleden of heden
- onbepaals-> toekomst
Elke verklarende zin heeft een waarheidsgehalte
onderscheid in betekenis
a) inhoud: ‘wat je zegt’
b) vorm: ‘hoe je dat zegt’
propositie
de inhoud van een bewering (de betekenis van wat je zegt)
- de vorm kan veranderen, maar de inhoud, of propositie, blijft hetzelfde
onderscheid: een propositie kan:
a) waar zijn: komt overeen met de realiteit
b) onwaar zijn: komt niet overeen met de realiteit
attitude van een propositie
‘propositionele attitude’: de manier waarop je iets vertelt:
- propositionele attitude van ongeloof
- propositionele attitude van geloof
geloven in epistemologische betekenis
als je een propositionele attitude van geloof aanneemt
valse geloven zijn mogelijk
je bent overtuigd dat iets waar is, ook al is het niet waar in de realiteit
iets echt weten: gerechtvaardigd geloof
1: je moet geloven in wat je zeg (geloof)
2: wat je gelooft moet overeenkomen met de realiteit (waar)
3: er moet bewijs of ondersteuning zijn voor wat je gelooft (gerechtvaardigd)
vertrouwen op het woord
- de meest gebruikte manier om kennis over te dragen, is een getuigenis
- dit biedt geen zekerheid
- te beoordelen op vlak van betrouwbaarheid
edmund gettier
- is er niet mee eens dat een gerechtvaardigd waar geloof ook effectief echte kennis is
- je kunt een vals geloof hebben, maar je kunt geen valse kennis hebben
- als achteraf blijkt dat de kennis die je had onwaar was, dan had je eigenlijk geen kennis, je geloofde enkel dat je kennis had
- gettier-casussen
carlo rovelli
- theoretisch fysicus
- onderzoek naar: zwaartekracht, tijd
- onderzoek doen naar deze thema’s vereist:
- kijken vanuit verschillende invalshoeken
- eigen kennis in vraag stellen
- aanvaarden dat wat we ‘vanzelfsprekend’ vinden, niet ‘vanzelfsprekend’ is
= vaardigheden die we in filosofie aanleren
verschillende invalshoeken
- telkens sprake van gerechtvaardigd waar geloof, dit blijkt geen echte kennis en metingen te zijn
- wetenschap= 1e plaats: resultaat van visies, 2e plaats: resultaat experimenten
- dingen op andere manier ‘te zien’= wetenschap vooruitgang
- in vak filosofie-> zaken op verschillende manieren leren ‘zien’
1: platte aarde
- beneden is aarde, daarboven is de hemel
- millennia lang hebben de mensen zich de aarde op deze manier voorgesteld
2: de ronde aarde
- de hemel bevind zich helemaal rondom de aarde
- eerst: de aarde als een groot brok steen dat los in de ruimte zweeft, zonder te vallen
- vervolgens: een bol als de meest aannemelijke vorm
3: geocentrisme
- ook de hemellichamen die rond de aarde bewegen zijn een bol
- dominante beeld tot aan het einde van de middeleeuwen
4: heliocentrisme
- niet de aarde als centrum van de planeten, maar de zon in het middelpunt
- sprake van een ‘zonnestelsel’
5: er is niet 1, maar er bestaan talloze zonnestelsels
- de zon is een ster als alle andere
- er bestaan 200-400 miljard sterren
- dit noemen we de Melkweg of een sterrenstelsel
6: er is niet 1 sterrenstelsel, maar er bestaan honderden miljarden sterrenstelsels
- dit noemen we het heelal
conclusie
- er kan vanuit verschillende invalshoeken naar iets gekeken worden
- vanuit andere invalshoeken kijken= andere kennis
- intuïtie leidt niet altijd tot beste kennis
- op bepaald moment-> gerechtvaardigd waar geloof, maar achteraf toch geen echte kennis