Denkstap 5: is de waarheid altijd waar? Flashcards

1
Q

epistemologie

A

kennisleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bewering

A

een uitspraak die een waarheidsgehalte heeft:
- waar-> verleden of heden
- vals-> verleden of heden
- onbepaals-> toekomst
Elke verklarende zin heeft een waarheidsgehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onderscheid in betekenis

A

a) inhoud: ‘wat je zegt’
b) vorm: ‘hoe je dat zegt’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

propositie

A

de inhoud van een bewering (de betekenis van wat je zegt)
- de vorm kan veranderen, maar de inhoud, of propositie, blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderscheid: een propositie kan:

A

a) waar zijn: komt overeen met de realiteit
b) onwaar zijn: komt niet overeen met de realiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

attitude van een propositie

A

‘propositionele attitude’: de manier waarop je iets vertelt:
- propositionele attitude van ongeloof
- propositionele attitude van geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geloven in epistemologische betekenis

A

als je een propositionele attitude van geloof aanneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

valse geloven zijn mogelijk

A

je bent overtuigd dat iets waar is, ook al is het niet waar in de realiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

iets echt weten: gerechtvaardigd geloof

A

1: je moet geloven in wat je zeg (geloof)
2: wat je gelooft moet overeenkomen met de realiteit (waar)
3: er moet bewijs of ondersteuning zijn voor wat je gelooft (gerechtvaardigd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vertrouwen op het woord

A
  • de meest gebruikte manier om kennis over te dragen, is een getuigenis
  • dit biedt geen zekerheid
  • te beoordelen op vlak van betrouwbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

edmund gettier

A
  • is er niet mee eens dat een gerechtvaardigd waar geloof ook effectief echte kennis is
  • je kunt een vals geloof hebben, maar je kunt geen valse kennis hebben
  • als achteraf blijkt dat de kennis die je had onwaar was, dan had je eigenlijk geen kennis, je geloofde enkel dat je kennis had
  • gettier-casussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

carlo rovelli

A
  • theoretisch fysicus
  • onderzoek naar: zwaartekracht, tijd
  • onderzoek doen naar deze thema’s vereist:
  • kijken vanuit verschillende invalshoeken
  • eigen kennis in vraag stellen
  • aanvaarden dat wat we ‘vanzelfsprekend’ vinden, niet ‘vanzelfsprekend’ is
    = vaardigheden die we in filosofie aanleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillende invalshoeken

A
  • telkens sprake van gerechtvaardigd waar geloof, dit blijkt geen echte kennis en metingen te zijn
  • wetenschap= 1e plaats: resultaat van visies, 2e plaats: resultaat experimenten
  • dingen op andere manier ‘te zien’= wetenschap vooruitgang
  • in vak filosofie-> zaken op verschillende manieren leren ‘zien’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1: platte aarde

A
  • beneden is aarde, daarboven is de hemel
  • millennia lang hebben de mensen zich de aarde op deze manier voorgesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2: de ronde aarde

A
  • de hemel bevind zich helemaal rondom de aarde
  • eerst: de aarde als een groot brok steen dat los in de ruimte zweeft, zonder te vallen
  • vervolgens: een bol als de meest aannemelijke vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3: geocentrisme

A
  • ook de hemellichamen die rond de aarde bewegen zijn een bol
  • dominante beeld tot aan het einde van de middeleeuwen
17
Q

4: heliocentrisme

A
  • niet de aarde als centrum van de planeten, maar de zon in het middelpunt
  • sprake van een ‘zonnestelsel’
18
Q

5: er is niet 1, maar er bestaan talloze zonnestelsels

A
  • de zon is een ster als alle andere
  • er bestaan 200-400 miljard sterren
  • dit noemen we de Melkweg of een sterrenstelsel
19
Q

6: er is niet 1 sterrenstelsel, maar er bestaan honderden miljarden sterrenstelsels

A
  • dit noemen we het heelal
20
Q

conclusie

A
  • er kan vanuit verschillende invalshoeken naar iets gekeken worden
  • vanuit andere invalshoeken kijken= andere kennis
  • intuïtie leidt niet altijd tot beste kennis
  • op bepaald moment-> gerechtvaardigd waar geloof, maar achteraf toch geen echte kennis