denkstap 1: wat maakt iets tot iets? en denkstap 2: Ben jij jezelf wel? Flashcards

1
Q

Dingen veranderen

A
  • Plutarchus: schip van Theseus
  • wat maakt dat jij nu dezelfde persoon bent als op een later tijdstip
  • blijven we dezelfde persoon in de loop van ons leven
  • “essentie”: is iets dat maakt dat een bepaald iets dat bepaald iets is
  • zo bepaald de essentie volgens bepaalde filosofen de identiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gottfried Wilhelm Leibniz

A
  • twee dingen zijn identiek aan elkaar als alle eigenschappen en monaden hetzelfde zijn
  • Als iets een nieuwe eigenschap opneemt, wordt het iets anders
  • ‘Monaden’: alles dat bestaat is opgebouwd uit ontelbare eenheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Essentieel of toevallig

A
  • onderscheid tussen: essentiële- en toevallige eigenschappen
    a) essentiële eigenschappen: eigenschappen die de kern van de identiteit uitmaken
    b) toevallige eigenschappen: eigenschappen die weggenomen kunnen worden zonder dat het ding iets anders wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voortdurend bestaan

A
  • niet alle filosofen zijn het eens met het bestaan van essentiële eigenschappen
  • identiteit heeft voornamelijk te maken met het voortdurend bestaan
  • alles is immers voortdurend in verandering, niets blijft hetzelfde. Identiteit heeft betrekking op het voortdurend bestaan van iets of iemand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zijn volgende zaken volgens Leibniz hetzelfde?
Beoordelen op vlak van:

A

1) eigenschappen: zijn de kenmerken hetzelfde?
2) monaden: eenheden, deeltjes waaruit iets is opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vervangbaarheid

A

a) vervangbare zaken: het object op zich is niet nuttig, maar wel dat waar het voor staat of wat het doet.
b) onvervangbare zaken: hebben waarde omdat ze een bepaalde identiteit hebben. Een object kan een sentimentele waarde hebben die gebonden is aan dat exacte object en niet aan een identieke kopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lichaamstheorie

A

Volgens deze theorie is de persoonlijke identiteit iets dat blijft bestaan omdat je in hetzelfde lichaam blijft van je geboorte tot je dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bewustzijnstheorie

A

Je blijft jezelf omdat je bewustzijn altijd aanwezig is in alle momenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geheugentheorie

A

Volgens deze theorie blijft persoonlijke identiteit bestaan omdat je herinneringen hebt over jezelf tijdens de verschillende periodes van je leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly