denkstap 3-4 Flashcards

1
Q

wat is noodzakelijk bij een deductie

A
  • kennis vooraf
  • kennis is nodig om tot een conclusie te kunnen komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

deductie

A

we doen een uitspraak over iets specifiek obv een algemene regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tabula rasa

A

schone lei (iets te dominant in sociale wetenschappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

empirisme

A

via waarnemingen tot kennis komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

john Locke

A
  • zintuigen als betrouwbaarste bron van kennis
  • iedereen is geboren met een tabula rasa: doorheen je leven vul je die lei in
  • kennis doen we op via zintuigen
  • waarnemingen is ook belangrijk voor wetenschappelijke vooruitgang, maar is geen honderd procent zekere kennis
  • idee botst met rationalisme
  • objecten hebben kwaliteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rationalisme

A

rede is de betrouwbaarste bron van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

primaire kwaliteiten

A

-> geen onenigheid
- zijn ‘echt’: stevigheid, dichtheid, gewicht, massa, hoogte, diepte, breedte, vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

secundaire kwaliteiten

A

-> verklaring onenigheid waarnemingen van zintuigen
- niet ‘echt’, worden in ons hoofd gecreëerd: kleur, smaak, textuur, geur, geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

George Berkeley

A
  • Ierse filosoof
  • theorie van immaterialisme
  • spreekt ook over primaire en secundaire kwaliteiten maar anders:
  • secundaire verbonden met primaire
  • primaire niet waarnemen zonder secundaire waar te nemen
  • secundaire niet ‘echt’ dan primaire ook niet
    -dus: materie bestaat ook niet ‘echt’. Enkel waarnemingen, welke mentaal zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

‘zijn’

A
  • waarnemen
  • waargenomen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

subjectief idealisme (george berkeley)

A
  • de werkelijkheid zijn enkel de gewaarwordingen in de individuele geest
  • de ‘echte’ wereld als een constructie van de hersenen
  • dankzij God blijft de wereld bestaan buiten de waarneming van de mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

inductie

A
  • van het specifieke naar het algemene
  • van empirie naar theorie
  • probleem: we hebben geen zekerheid over de toekomst obv het verleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de cyclus van empirisch onderzoek

A

A ideeën/ theorie v
inductie deductie
empirie/ observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is belangrijk in onderzoek

A
  • hypothesen ‘stellingen’:
    • die waar kunnen zijn
    • die niet waar kunnen zijn
  • hoe kunnen we weten of deze (niet) waar zijn?
    • empirisch onderzoek: waarnemingen doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

David Hume

A
  • ‘er is geen rechtvaardiging voor inductie’
  • ‘de rede noch de zintuigen, zijn in staat om zekere kennis te geven over de toekomst’
  • ‘het is obv waarneming nooit mogelijk om uit te sluiten dat de toekomst geen compleet ander resultaat geeft dan het verleden’
  • inductie biedt geen zekerheid
    -gaat over waarschijnlijkheden en geen zekerheden
  • natuurlijk geloof: een voorspelling die een hoge waarschijnlijkheid heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Karl Popper

A
  • falsificatie: het principe dat theorieën slechts wetenschappelijk zijn voor zover ze door empirische observaties verworpen kunnen worden.
    -wetenschap maakt geen vooruitgang door inductie maar door falsificatie
  • falsificatie: weerleggen of verwerpen van theorieën
17
Q

theorie (karl popper)

A
  • niet gefalsifieerd: blijft behouden
  • gefalsifieerd: wordt verworpen
18
Q

falsificatie (karl popper)

A
  • weerlegbaarheid staat centraal
  • theorie is nooit onwrikbaar bewezen
  • alleen ontkrachting van theorie geeft zekerheid
  • wetenschap is een zoektocht naar tegensprekelijke voorbeelden: nietfalsifieerde uitspraken zijn niet wetenshappelijk
19
Q

onderscheid: zekerheid vs waarschijnlijkheid

A
  • zekerheid:
    • hypothese verwerpen: zekerheid theorie problematisch
  • waarschijnlijkheid:
    • hypothese aanvaarden: waarschijnlijk dat theorie klopt
20
Q

falsificatie verschilt van verificatie

A

verificatie: een test of de inhoud van een uitspraak overeenkomt met de realiteit
- als een theorie door wetenschappers getoetst wordt en blijkt te kloppen
- hoe vaker getoetst, hoe waarschijnlijker dat de theorie klopt