Deel knapen hst normstelling Flashcards

1
Q

Verschillende compartimenten milieuchemie

A
Atmosfeer
hydrosfeer
antrosfeer = de mensen
biosfeer
geosfeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

remediëring

A

Het terug zuiver maken van gebieden die heel vervuild zijn geworden. Dit kan gedaan worden door afgraven maar bijvoorbeeld voor lucht is dit moeilijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Punten van de milieuchemie waar er een norm mee wordt gemaakt

A
  • Begrijpen hoe een normaal onvervuild milieu in elkaar zit
  • Verschillende vervuilende stoffen meten
  • Analyseren hoe deze zich verspreiden en of die in verschillende compartimenten terecht komen
  • Beoordeling van blootstelling aan deze stoffen (op basis van vorige punten)
  • Evalueren van de effecten van de blootstelling aan deze stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

milieunorm

A

Zegt hoeveel er van een stof er maximaal in het milieu mag zitten. met de belangrijke vraag: wat is het effect dat je wilt bereiken met het invoeren van de norm/ wat is het schadelijke effect dat je met een norm wilt voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Conditie-performance curve

A

Fysiologische conditie uitgezet tegen de conditie van het dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Twee belangrijkste milieu wetgevingen

A

1) europese kaderrichtlijn water

2) Europese REACH program

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Europese kaderrichtlijn water

A

Gepubliceerd in 2000 en ingegaan in 2003 in 15 jaar een goede waterkwaliteit in alle europese waterlanden.
Dit is voor een gedeelte gelukt de kwaliteit is enorm om hoog gegaan maar nog niet in alle waterlopen in heel europa.
Dit was de eerste keer dat er expliciet rekening werd gehouden met de samenstelling van stoffen.
rekening met persistentie, bioacculmulatie en toxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Persistentie

A

Dat het lang in het milieu blijft en dus niet makkelijk wordt afgebroken door bacterieel en dergelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

REACH programma

A

Staat voor: registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen
Ingegaan 2007
Dit geld voor alle stoffen di in de europese industrie geproduceerd of gebruikt worden ook geïmporteerde

De gene die de stof voor het eerst gebruikt of maakt draagt de eindverantwoordelijkheid voor de communicatie over de effecten ect. van de stof.

Stoffen met een hoog risico moeten geleidelijk aan verdwijnen en worden vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Goede dingen REACH programma

A

Verantwoordelijkheid is beter verdeeld en we weten voor het eerst in de geschiedenis welke stoffen er eigenlijk in onze industrie en dus in ons milieu en onze samenleving zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

substances of very high concern

A

moet de strengste controle op worden uitgevoerd (ok bij kleine productie). Dit zijn stoffen die persistent en bioaccumulerend werken ofwel:
teratogenen
carcinogenen
mutagenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

OESO

A

organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling.

Bepaald de norm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De twee toxiciteitstesten

A

1) Acute toxiciteitstest

2) chronische toxiciteitstest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Acute toxiciteitstest

A

Er wordt een test gedaan op 3 trofische niveau’s (planten, planteneters, eters van planteneters) die meestal 3/4 dagen duren. Er wordt dan gekeken naar de mortaliteit. Er wordt gewerkt met een relatief hoge concentratie (omdat lage geen reactie geven zo snel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chronische toxiciteitstest

A

Volledig analoog aan acuut maar deze duurt langer. Er bestaan ook testen die gebruik maken van larven om ook teratogene (embryonale ontwikkeling) effecten te testen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Concentratie-respons curve

A

Geeft het verband weer tussen concentratie van de blootstelling en de gemeten respons

17
Q

EC50

A

Effect concentratie 50%. Dit is dus het punt waar 50% een effect ondervind. Dit gebeurt dus bij een bepaalde concentratie. Bij acute testen wordt dit ook de LC50 genoemd: lethal concentration 50%
wordt BEREKEND

18
Q

NOEC

A

No-observed effect concentration: Dit is de hoogste concentratie waarbij er geen effect wordt geconstateerd

19
Q

LOEC

A

Lowest observed effect concentration: Dit is de laagste concentratie waarbij een effect wordt geconstateerd

20
Q

4 regels voor de veiligheidsfactoren

A

1) veiligheidsfactor van 1/1000 toepassen wanneer er acute LC50’s zijn voor de 3 soorten
2) Veiligheidsfactor van 1/100 toepassen wanneer er echronische NOECs zijn voor ofwel invertebraat of wel vis
3) Veiligheidsfactor 1/50 toepassen wanneer er twee NOECS zijn voor een van de 3 soorten
4) Veiligheidsfactor 1/10 toepassen wanneer er chronische NOECs zijn voor alle drie de soorten

21
Q

risicoquotient

A

Is de verhouding tussen de milieuconcentratie en de milieunorm: RQ = MC/MN
>1 –> er zit te veel in het milieu
<1–> er zit minder in het milieu dan de norm toelaat

Dit wordt daadwerkelijk berekend.

Alleen te gebruiken als de stof al in omloop is

22
Q

PEC

A

predicted exposure concentration

is deels vervanger voor RQ Als stof nog niet gekend is

23
Q

PNEC

A

predicted no effect concentration

Is deels vervanger voor RQ als de stof nog niet gekend is

24
Q

RQ als stof niet gekend is

A

PEC / PNEC

25
Q

Concentratie-additie model

A

De effecten van alle stoffen mogen gewoon worden opgeteld voor het totale effect

26
Q

Synergetische en antagonistische effecten

A

Stoffen die elkaars effect versterken en stoffen die elkaars effect tegen werken

27
Q

Effluenten

A

Dit zijn alle afvalstromen/producten die ontstaan tijdens de productie van geneesmiddelen of drinkwater.
Dit zijn vaak mengsels van zeer veel verschillende stoffen maar je weet niet precies welke.

28
Q

Toxiciteit van effluenten

A

De toxiciteit wordt bekeken door het bekijken van de effluent en niet van de verschillende stoffen. De evaluatie van de toxiciteit is op basis van de bepaling van de acute EC50 en/of de chronische NOEC in een verdunningsreeks

29
Q

Toxische eenheid

A

Dit is een eenheid die wordt gebruikt bij effluenten.Deze worden berekend uit het percentage effluent dat zorgt voor een EC50

30
Q

TEacuut

A

100/EC50 in effluent

31
Q

3 Rs van dierproefgebruik

A

Vervangen, verminderen, verfijnen

32
Q

Definitie proefdier

A

Een proefdier is een niet-embryonale vertebraat die gebruikt wordt in een dierproef.
Uitzondering voor inktvissen

33
Q

ERA

A

Risicobeoordeling/environemental risk assessment

34
Q

aandachtpunten PEC diergeneesmiddelen

A

dosis
lichaamsgewicht
% behandeld vee
veedichtheid

(Bodemdichtheid bij wijdedieren)

35
Q

Diergeneesmiddelenwet

A

2004
1e fase:
is er een ERA nodig?
ja dan PEC berekenen = deze hoger dan1mg/L oppervalkte water
2e fase:
Tier A: PNEC berekenen en RQ bepalen
Tier B: als RQ > 1 –> zeer uitgebreide risicobeoordeling