Deel III: Recht en ethiek Flashcards

1
Q

Natuurrecht

A

Intrinsieke band tussen recht en moraal.

  • historische figuur: het klassieke natuurrecht zoals dat in de ME gestalte heeft gekregen. Het behoort tot de ethiek en is in zoverre gericht op de normativiteit en de legitimering ervan
  • filosofische natuurrecht: poging om de morele grondslagen van het recht te legitimeren, het is gericht op het begrijpen van het fenomeen recht als zodanig, ook in de antropologische zin.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtpositivisme

A

Geen intrinsieke band tussen recht en moraal, juridische regels en hun geldigheid zijn iets anders dan morele regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voluntarisme

A

grondslag voor het recht is de wil van de wetgever, hij is bevoegd en heeft de feitelijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale oorsprong

A

Grondslag van het recht moet worden gezocht in sociale oorsprong: geldigheid wordt afgeleid uit sociologische feiten. De grondslag voor het recht is een vertolking van wat bij de bevolking leeft, het moet aansluiting zoeken bij een levende gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Formalisme

A

Geldigheid van een objectieve norm is afhankelijk van het behoren tot een systeem dat coherent en volledig is. Niet de inhoud van de regel levert de geldigheid van de wet op, maar wel de logische band met de geldende systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly