Deel I Flashcards
Lokalisatietheorie
Het vraagstuk over waar we de ziel of de geest moeten lokaliseren
Drie zielen volgens de Grieken
Overleven, activiteiten van een organisme in relatie tot de omgeving en een hogere orde ziel. De mens heeft alle drie de zielen.
Clinicoanatomische methode
De werkwijze om lokalisatie-theorieën te toetsen door bij patiënten met focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen.
Holistische theorie
Er is slechts één stoornis van de taalfunctie, dus geen verschillende vormen.
Theorie van Luria
De hersenen zijn één complex functioneel systeem, dat erg flexibel en adaptief is. Ze werken samen om het doel te bereiken.
Subtractiemethode van Donders
Tijd voor een simpele detectietaak minus de tijd voor de discriminatie-reactietijdtaak. Of de tijd voor de go/no-go reactietijdtaak minus de discriminatie-reactietijd taak.
Enkelvoudige dissociatie
Je kunt slecht scoren op een rekentaak, maar niet op een leestaak. Taak B heeft te maken met taak A, maar is complexer. De makkelijkere taak is nog wel mogelijk.
Dubbele dissociatie
Het aantonen van twee onafhankelijke cognitieve processen. Patiënt 1 herkent mensen niet van hun gezicht, maar kan de emotionele gezichtsuitdrukking wel herkennen. Patiënt 2 heeft dit andersom.
Caramazza’s basisassumpties
Fractionation assumption, transparency assumption en universality assumption.
Op welke manier zou je volgens Caramazza het best onderzoek kunnen doen?
Door middel van single case studies. Door individuen te bestuderen kun je meer leren over het aanpassingsvermogen en het functioneren na een laesie.
Generalisatie
De verbetering van de behandeling moet doorwerken in het dagelijks leven.
Longitudinale studie
Een patiënt of een groep patiënten wordt door de tijd heen gevolgd.
Crosssectionele studie
Binnen een groep mensen met hetzelfde ziektebeeld worden metingen verricht bij verschillende patiënten op verschillende momenten. Je weet dan hoe een ziekte door de tijd heen het cognitief functioneren beïnvloedt.
CT-scan
Enige optie voor mensen met contra-indicaties voor MRI. Lage spatiële resolutie, medium temporele resolutie.
MRI-scan
Lage temporele resolutie, hoge spatiële resolutie.