Deel A: hoofdstuk 1 Flashcards
introductie
Wat is DNA? Geef ook afkorting.
Desoxyribonucleïnezuur, het is een polymeer van nucleotiden en bevat erfelijke informatie van organisme (=genetisch materiaal)
Een nucleotide bestaat uit
- fosfaatgroep
- Ribose: pentose suiker
- N-base
–> purines; adenine, guanine
–> pyrimidines; thymine, uracil, cytosine
Juist of fout; DNA wordt geschreven van 3’ –> 5’
Fout, van 5’ naar 3’
Wat is baseparing
A&T zijn gepaard door 2 waterstofbruggen, G&C door 3 waterstofbruggen
Wanneer zijn chromosomen zichtbaar?
Enkel tijdens de metafase van mitose
Wat is het verschil tussen constitutief en facultatief heterochromatine?
Constitutief heterochromatine is permanent gecondenseerd.
Facultatief heterochromatine kan omgezet worden in euchromatine en omgekeerd.
Welke krachten zijn er bij de secundaire structuur van DNA?
- waterstofbrug-krachten tussen complementaire basen
- base stacking en elektrostatische interacties (van der Waals) door hydrofobe basen dicht op elkaar
Wat is de secundaire structuur van DNA?
2 antiparallele DNA strengen
Wat is de tertiaire structuur van DNA?
over of onderwinding; supercoiling
histonen aan vastgehecht => vorming nucleosoom
Wat doet DNA-ligase?
Herstelt breuken, koppelt okazakifragmenten
Wat doet DNA primase?
vormt kort stukje RNA complementair aan template
Wat doet tropoisomerase?
Het ontspant DNA zodat het toegankelijk wordt voor transcriptie.
Wat doet helicase?
Het breekt waterstofbruggen zodat strengen uit elkaar gaan.