Deel 3: Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden Flashcards

1
Q

fatalisme

A

eens een slaaf, altijd een slaaf/eens een adel, altijd van adel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

leeuwmens

A

beeld van 30cm, het is een beeld met het lichaam van een mens en het hoofd van een grottenleeuw, enkel te begrijpen als onderdeel van een ritueel, van een verhaal waarbij de natuurlijke en de bovennatuurlijke wereld verbonden raakten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mythen en 3 functies

A
  1. bied de mens een inzicht op een antwoord op de existentiële levensvragen
  2. bied de mens kennis over zijn leefwereld
  3. geeft richtlijnen op praktisch ethisch vlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Joods-christelijke scheppingsverhaal

A

mens: door god gewild, vrijheden en verantwoordelijkheid
wereld: van chaos naar harmonie
god: bepaald plan met mens en wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het babylonische scheppingsverhaal

A

mens: fatalisme en standenmaatschappij
wereld: oorlog
god: strijden met andere goden en onderlinge hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Socrates

A

oervader van westerse moraalfilosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

socrates 2 basisvragen

A
  1. vroeg zich af wat een goed leven is
  2. hij stelde zich ethisch en politieke vraag op welke manier mensen goed kunnen samenleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aanklacht socrates

A

erkende de officiële goden van de staat niet en introduceerde geen nieuwe goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plato

A

opvolger van Socrates, heeft iets mens overstijgend nodig om de werkelijkheid te snappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achterwereld en de allegorie van de grot

A
  1. De mens zit vast in de grot en zien vanalles maar denken niet na
  2. één van de gevangenen kijkt naar achter, ziet vanalles anders. De mens heeft door hoe alles in elkaar zit. “weerspiegeling van de werkelijkheid”.
  3. Maakt zich los, gaat naar de achter wereld en ziet dingen die voorbij worden gedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee manieren op de waarheid te benaderen

A
  1. verklarende: een taak van positieve wetenschappen
  2. waarderende: alles waaruit blijkt dat de mens zijn wereld niet neutraal beleeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lichaam=
ziel=

A

materie
achterwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geboorte
dood

A

ademen we ons ziel in
ademen we ons ziel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als je echte kennis wilt

A

heb je een resultaat van inspanning nodig, waarbij men zich erop toelegt om de werkelijkheid in de ware licht te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wijgebeerte

A

de discipline die toelaat om de realiteit te zien in het ware licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aristoteles

A

niet iets men overstijgend nodig om de werkelijkheid te snappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uitspraak aristoteles

A

wat je ziet is daarvoor in relatie geweest, er is een verband tussen het bestaan van de mens en geheel van het universum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

socratisch leergesprek

A

gaat ervan uit dan de mens opzich niks weet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

systeemdenken

A

wat we in ons dagdagelijks leven zien is maar een afspiegeling van wat we zien op de muur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

normerende waarde

A

weten hoe je ergens mee moet omgaan, vanaf dat je ziel beseft waar het lichaam een afspiegeling van is

21
Q

Historische Jezus

A

man van vlees en bloed, gedoopt door Johannes, aan kruis gestorven, …

22
Q

Religieuze Jezus:

A

Bijbel = verslag van religieuze Jezus, legendemotieven zijn niet uniek voor Jezus

23
Q

Evangelist

A

iemand die het evangelie verspreidt

24
Q

Marcus:

A

evangelist, afbeelding van leeuw, evangelie begint met de schreeuw van een wild dier, geen aandacht voor de jonge jaren van jezus

25
Q

Lucas

A

evangelist, afbeelding van stier, evangelie begint met het offeren van een stier, verhalen voor griekse bevolking

26
Q

Mattheus

A

evangelist, afbeelding van engel, begint evangelie met stamboom van David, jodendom

27
Q

Johannes

A

evangelist, afbeelding van arend, verbind aardse en religieuze Jezus verbinden met zijn hemelse leven

28
Q

Griekse mythologie

A

meegenomen in het christelijke geloof

29
Q

Augustinus van hippo

A

beschouwd als degene die aan de wieg heeft gestaan , grootste figuren die heeft gezocht naar harmonie

30
Q

3 manieren om met de wet om te gaan

A

wet omzeilen:
vastzetten in wetgeving
de mens centraal en niet de wet

31
Q

galileo galilei

A

1 been harmonie ander conflict model

32
Q

ptolemeïsche wereldbeeld

A

de sterren bewegen op een wonderbaarlijke manier vooruit en achteruit met aarde als centrum

33
Q

heliocentrisch wereldbeeld

A

galilei komt tot empirische waarneming doordat hij in het bezit is van een telescoop en zet dit op de kaart, de zon staat centraal en de aarde draait rond eigen as en rond de zon

34
Q

Dogmatische autoriteiten

A

Ik leg iets op, maar je mag er geen vragen bij stillen

35
Q

Autonoom subject

A

je kiest zelf je richting en zonder alles tegen het goddelijk licht te houden

36
Q

Copernicaanse revolutie

A

mens is geen onbeschreven blad meer

37
Q

Deïsme

A

laatste poging om het goddelijke en de wetenschap te vereenzelvigen, god bestaat, mensoverstijgende kracht bestaat, God houdt zich niet bezig met bovennatuurlijke openbaringen, God zal een leidraad zijn in je leven

38
Q

Leibniz

A

goddelijke heeft een zo goed mogelijke wereld gemaakt waarin de mens kan leven

39
Q

Theologisch stadium

A

Comte, mens is de speelbal van goden en natuur

40
Q

Metafysisch stadium

A

Comte, er is nog iets goddelijk, maar de mensoverstijgende kracht geeft gewoon richtlijnen zodat de mens nog vrij is om te doen wat hij wilt

41
Q

Positief-wetenschappelijk stadium

A

niets bepaald je handelen, behalve de wetenschappelijke formules

42
Q

Max weber en onttovering

A

van het ene naar het andere stadium

43
Q

Laplace

A

alles in de werkelijkheid is te voorspellen, alles is wetenschappelijk te bepalen, alles kan je voorspellen en berekenen

44
Q

Nietzsche

A

God is dood en de mens is een moordenaar.’

45
Q

Secularisering

A

het proces waarin de georganiseerde godsdienst haar greep op de maatschappij verliest

46
Q

wetenschap

A

zoekt naar een zo samenhangende mogelijke geheel van kennis om de werkelijkheid zo helder en goed mogelijk te begrijpen

47
Q

Creatonisme

A

religieus geïnspireerde overtuiging of opvatting dat het universum en de Aarde, maar ook de planten en de dieren alsmede de mens, hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad

48
Q

Evolutionisme

A

Darwin, wetenschappelijk kijken naar het scheppingsverhaal, kijken enkel naar verklarende factoren