Deel 2 Flashcards
Projectie
negatieve gedachten en gevoelens projecteren op een
ander/toeschrijven aan een ander
Rationalisering
een manier van zelfrechtvaardiging door je gedrag,
motieven of gevoelens fraaier voor te stellen dan ze in werkelijkheid
zijn
Ontkenning
feiten van negatieve gebeurtenis tegenspreken om maar
niet met het negatieve gevoel om te hoeven gaan
Objectrelatiepsychologie
gaat ervan uit dat mensen al vanaf hun eerste levensdagen relationeel georiënteerd zijn en relationele ervaringen (met verzorgers) leggen al vroeg in de kindertijd, wat de basis vormt voor de innerlijke structuur.
Splitsing
is een primitief afweermechanisme, zorgt ervoor dat het slechte en het goede van elkaar apart worden gehouden, zodat het goede niet aan het slechte kapotgaat. Dit doet het kind in het begin van de levensfase zowel bij zichzelf als bij anderen (de goede en slechte kant van de moeder)
Paranoïde-schizoïde positie
het kind kan tijdens dit stadium goede en slechte gevoelens richting de moeder integreren.
- paranoïde refereert naar het infants mechanismen om angst en vrees af te weren
- Schizoïde betekent de neiging van een infant om goede en slechte dingen van zichzelf en anderen te splitsen
Depressieve positie
is wanneer een kind beseft dat de slechte en de goede moeder niet verschillende personen zijn, maar één persoon met goede en slechte eigenschappen. De paranoïde angst vermindert, de verdrietige gevoelens komen op de voorgrond.
Mahler: Seperatie-individuatietheorie, vier overlappende fases bij kinderen van vijf maanden tot drie jaar:
Differentiatiefase
(5-10 maanden): dit is de fase waarin het kind duidelijk onderscheid gaat maken tussen verschillende personen. Daarbij ontstaat ook een angst voor vreemden (stranger anxiety).
Mahler: Seperatie-individuatietheorie, vier overlappende fases bij kinderen van vijf maanden tot drie jaar:
Practicing fase
(10-15 maanden): in deze fase biedt de ontwikkeling van de motoriek van het kind meer mogelijkheden voor exploratie van de omgeving. Toch hebben ze hierbij het liefst hun moeder een beetje in de buurt.
Mahler: Seperatie-individuatietheorie, vier overlappende fases bij kinderen van vijf maanden tot drie jaar:
Rapprochement fase
(16-24 maanden): in deze fase is de separatie angst sterker dan in de vorige fase; het kind wil vaak dichtbij de moeder blijven, maar kan op momenten ook ineens afstand van haar nemen.
Mahler: Seperatie-individuatietheorie, vier overlappende fases bij kinderen van vijf maanden tot drie jaar:
Objectconstantie fase
(2-3 jaar): in deze fase wordt objectconstantie bereikt, wat betekent dat het kind het beeld van zijn moeder kan vasthouden in zijn hoofd, ook als zij niet fysiek aanwezig is, of als zij gefrustreerd wordt in zijn behoefte
Holding-environment
een fysieke en psychische omgevingsruimte waar het kind letterlijk wordt vastgehouden
Echt zelf
hierbij weet het kind zich betekenisvol te voelen
Onecht zelf
het kind past zich automatisch aan aan de omgeving, maar innerlijke passie en originaliteit mist
Projectieve identificatie
subjectieve angsten en gevoelens projecteert naar een ander en de ander op datgene controleert
→ Iemand die het verlangen heeft om vreemd te gaan, dat vervolgens projecteert op de partner, waardoor deze de deur niet meer uit mag.
Container:
moeder is de zogeheten container voor alle sensaties waar het kind nog niet mee overweg kan
- Kernberg: Persoonlijkheidsorganisaties (PO) op basis van 3 aspecten van persoonlijkheid:
- kwaliteit van de identiteit (van geïntegreerd naar onsamenhangend)
- kwaliteit van de dominante afweerstijl (van rijp naar primitief)
- kwaliteit van de realiteitstoetsing (van intact naar gestoord)
Neurotische PO
Identiteit Geïntegreerd, coherent, stabiel
Afweer Rijp
Realiteitstoetsing Intact
Borderline PO
Identiteit geïntegreerd, coherent, stabiel
afweer rijp
realiteitstoetsing intact
psychotische PO
identiteit onsamenhangend
afweer primitief
realiteitstoetsing gestoord
Zelfpsychologie: Externe relaties zijn nodig voor het ontwikkelen en in stand houden van drie aspecten:
- Samenhang van het zelf (zelfcohesie)
- Stabiliteit van het zelf (zelfcontinuïteit)
- de affectieve kleur van het zelf (zelfwaardering)
→ narcistische problematiek narcistische overdracht:
- Spiegeloverdracht
- Idealiserende overdracht
therapeut fungeert als zelfobject
Gehechtheidspsychologie
→ beïnvloed ontwikkeling van interne werkmodellen
Ainsworth identificeert verschillende gehechtheidsstrategieën van baby’s:
1. Veilig gehecht
2. onveilig gereserveerd
3. onveilig geoccupeerd
4. Onverwerkt gedesorganiseerd
Mentaliseren
Mentaliseren: kind beseft dat het eigen doen en laten en dat van anderen, wordt gemotiveerd door innerlijke toestanden en dat deze kunnen verschillen
niet-mentaliserende ervaringswereld:
niet-mentaliserende ervaringswereld:
1. Teologische modus
2. Letterlijke modus
3. Alsof modus