Deel 1: Artrose Flashcards
Wat is artrose?
Chronische, degeneratieve aandoening van het kraakbeen van gewrichten.
Ook wel: gewrichtsslijtage (volksmond); artrose is een specifieke pathologie met pathofysiologie die je veel ziet bij ouder worden.
In de literatuur: osteoarthritis (OA). In letterlijke zin: ‘bot-gewricht-onsteking’.
Verschillen met soortgelijke ziektebeelden:
- Reuma: primaire ontsteking in het gewricht die leidt tot slijtage
- Reumatoide artritis: auto-immuunziekte die wel dezelfde klachten geeft, maar als primaire oorzaak een ontsteking in het gewrichtskapsel geeft.
> Met name de primaire oorzaken verschillen van elkaar.
Kenmerken
- Aandoening van het hele gewricht
- Synoviaal gewrichten
Synoviaal gewrichten
Hyalien kraakbeen met gewrichtsholte met synodaal vocht > verschillende lagen
Bouw kraakbeen
o 1% cellen
- Chondroblasten
- Chondrocyten → Behoud weefsel
o Matrix
- Collageenvezels → Belangrijk voor stevigheid
- Elastinevezels → Voor stevigheid
- Glucosaminoglycanen → Houden vocht vast
- Water (75%) → van belang voor functie
In hyalien kraakbeen bevinden zich géén zenuwvezels of bloedvaten. De pijn bij artrose komt dus niet uit het kraakbeen zelf. Ook is na beschadiging herstel van het kraakbeen lastig
De bouw van het kraakbeen staat in relatie tot zijn functie
- Spons > Veerkrachtig door de hoeveelheid vocht die het bevat.
- Demping impactkrachten → Sterk en flexibel
- Spreiding druk → Botstukken raken elkaar niet aan maar roteren geleidelijk ten opzichte van elkaar.
Beschadiging van het kraakbeen
meer frictie van botstukken tijdens rotaties. Doordat er geen doorbloeding is, ontstaat er een verstoring in de balans tussen aanmaak en afbraak. Ofwel: verstoring van de homeostase. Algemeen geldt: afhankelijk van de mate van fysieke activiteit, met name tijdens de jeugd, is gezond hyalien kraakbeen in synoviale gewrichten 0.1-0.5cm dik.
Klinisch beeld röntgenfoto
- Verlies van joint space (zwart laagje, kraakbeen is juist niet te zien op röntgen)
- Sclerose van het subchondriaal bot, verdichting te zien door witte plekken/witter bot
- Cystes in de koppen/ uitinden van het bot (nodes), duidend op lagere botkwaliteit
Klinisch beeld aan de hand van de buitenkant
Botdeformatie (andere gewrichtsstanden). Nodes en osteophyten (meer botvorming) uiten zich door vergroting van het bot. Ook in de knieën kan een duidelijke varus- of valgusstand te zien zijn doordat er juist mediaal of lateraal meer/ minder kraakbeenverlies is
Diagnose op basis van klinisch beeld, met name naar klachten (symptomatisch):
- Pijn → Meest aanwezig
- Crepitatie → Kraken van gewrichten
- Bewegingsbeperkingen → Mindere ROM
- Stijfheid, vooral na opstaan → Verdwijnt bij het bewegen; vaak >30min
- Krachtverlies → Met name in heup en knie
Diagnose op basis van röntgenfoto, radiologisch aantoonbaar
- Afname dikte kraakbeen → Afname joint space
- Verdichting subchondriaal bot →Witte uiteinden
- Vorming subarticulaire cysten → Holtes, botkwaliteit
- Vorming osteofyten → Extra botaanmaak, ten gevolge van het verdelen en schuiven van krachten die moeten worden opgevangen
Prevalentie
Artrose komt voor in alle synoviale gewrichten en soms in de wervelkolom, met name en de heup (>65 jaar - 10%), hand (>45 jaar – 40%, >65 jaar – 80%), voet (>65 jaar – 50%), knie (>45 jaar - 16%, >65 jaar-70%), wervelkolom.
Bovenstaande cijfers geven een afname van kwaliteit van kraakbeen weer, maar lang niet iedereen is symptomatisch. De prevalentie is post mortum > röntgen > symptomatisch. Overall laat 20-50% van de volwassen enige mate van artrose zien, waarvan 2/3 symptoomloos zijn. De prevalentie van symptomatische artrose >45 jaar: knie 16.7%, heup 9.2%; in Nederland zijn ca. 1.5 miljoen mensen met artrose goed voor 1.2 miljard euro aan zorgkosten (met name ziekenhuis-, ouderen- en eerstelijnszorg). Meer vrouwen dan mannen krijgen artrose, door hormonale invloed na de menopauze.
Over het algemeen geldt: hoe ouder, hoe groter de kans op artrose. Deze relatie is echter niet lineair. De incidentie neemt af boven de 80 jaar… dit zet vraagtekens bij de term ʻgewrichtsslijtage
Relevantie
Heup- en knieartrose
- In top 10 ziektelast wereldwijd
- Belangrijkste oorzaak voor functionele beperkingen
- Verwachte toename komende 20 jaar: 40%
‘Met de vergrijzing en de toename van de wereldbevolking moeten beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg zich voorbereiden op een grotere toename van de vraag naar gezondheidszorgdiensten voor de behandeling van heup- en knieartrose
Oorzaken en risicofactoren
- Primaire (ideopatische) artrose
- Secundaire artrose
Primaire (ideopatische) artrose
geen aanwijsbare oorzaak (veroudering)
Secundaire artrose
identificeerbare factor; bijvoorbeeld trauma (letsel) of scheefstand (bijvoorbeeld varus/ valgus in de knie, één zijde extra druk)
In welke drie groepen zijn de risicofactoren van artrose in te delen?
- Fysieke factoren
- Systemische factoren
- Lokale factoren
Fysieke factoren
Mate van belasting in het dagelijks leven
- Specifieke beroepen
- Veel traplopen, knielen, tillen, hurken, springen
- Sporten (high-impact
Systematische factoren
Individueel, globaal, wel/ niet modificeerbaar
- Leeftijd
- Geslacht (vrouw)
- Etniciteit
- Inactiviteit
- Voeding
- Osteoporose (vermindert! Dus let op: tegengestelde werking)
- Genetisch
Lokale factoren
Invloed op specifieke plekken/ gewrichten
- Obesitas
- Standsafwijking
- Spierzwakte Eerder letsel
NB: oorzaak/ gevolg relatie met afwijkende gewrichtsstand is niet duidelijk, wel is er een associatie.
Causale mechanismen ontstaan artrose
- kraakbeenschadehypothese
- Remodellering van subchondraal bot
- Unused arc theory
- Spierkracht
- Systeemfactoren
Kraakbeenschadehypothese
Vicieuze cirkel: slecht herstel van schade waardoor sneller
Rol voor fibrine: weefsel dat nodig is voor schadeherstel, hecht slecht op kraakbeen. Er vindt wel verplaatsing van osteofyten naar de schade plaats, maar er is slecht weefselherstel. Mogelijk komt dit door proteoglycanen in het kraakbeen die een inhiberend effect hebben op de aanhechting van fibrine op het kraakbeendefect (specifieke soort, sulfaten).
→Dus: slecht herstel met inferieur weefseleigenschap
Remodellering van subcondraal bot
Bij artrose vindt remodellering van het bot plaats, wat normaliter gebeurt aan de hand van mechanische belasting. Het is niet aannemelijk dat die botremodellering een primaire oorzaak is van artrose, al helemaal omdat dit met name wordt waargenomen in de niet-belaste delen. Dus is er een alternatieve hypothese die een soort cascade beschrijft (zie rechts, A).
Maar… microfracturen bij gezonde gewrichten in dezelfde mate, dus: route B aannemelijker, (lokale) submaximale belasting. Door submaximale lokale belasting wordt lokaal remodellering opggwekt, wat leidt tot verhoging van de stijfheid van het subchondrale bot. Stijfheid wordt hiermee dus meer de primaire oorzaak. Deze hypothese is ook meer verklarend voor andere risicofactoren: letsel, standsafwijking, sport en obesitas hebben allen invloed op de lokale belasting. Osteoporose heeft juist een inverse relatie: door lagere botdichtheid gaat de stijfheid van het bot omlaag en daalt dus de kans op het ontwikkelen van artrose. Opvallend is dat bij beginnende artrose juist verlaagde stijfheid van het kraakbeen wordt gezien. Een verklaring hiervoor is meer kans op kraakbeenschade en ook een hogere submaximale belasting.
Unused arc theory
gebrek aan beweging of belasting (immobilisatie)
Gaat uit van onderbelasting/ immobilisatie en ten gevolge hiervan fysiologische verandering, in plaats
van overbelasting (dus in tegenstelling tot de eerste twee theorieën(schade en remodellering)).
- Chondrocyten produceren groeifactoren → Moeten worden afgevoerd
- Voor verwijdering uit gewricht is overdruk nodig → Sponsfunctie, groeifactoren worden door druk uit het gewricht ‘geperst’
- Overdruk in het gewricht ontstaat alleen door ‘eindstanden’ → Maximale flexie en extensie
- Unused arc veroorzaakt ophoping van groeifactoren → Immobilisatie, onderbelasting en het uitblijven van eindstanden zorgen ervoor dat de groeifactoren niet kunnen worden afgevoerd.
Eerst: toename anabolisme (opbouw) door chondrocyten → Extra aanmaak van kraakbeen.
Als groeifactoren boven een bepaalde drempelwaarde komen: toename katabolisme (afbraak)→ Lagere kwaliteit van het kraakbeen, meer kans op kraakbeenschade.
De unused arc theory wordt gezien als een wat ‘exotische theorie’. Deze theorie is lang geleden ontstaan en er is veel discussie over. Hij is met name lastig met het verklaren van andere risicofactoren