Deel 1 Flashcards
ask
vragen
become
worden
begin
beginnen
call (phone)
bellen
can
kunnen
celebrate
vieren
choose
kiezen
come
komen
congratulate
feliciteren
do
doen
drive
rijden
eat
eten
fill in
invullen
finish
aflopen
follow
volgen
give
geven
go away
weggaan
have
hebben
hurry up
opschieten
introduce
voorstellen
know (someone)
kennen
listen
luisteren
look
kijken
must
moeten
participate
meedoen
read
lezen
say
zeggen
search
zoeken
sit
zitten
sleep
slapen
sport
sportedn
stand
staan
study
studeren
take
nemen
thank
bedanken
to answer
antwoorden
to be
zijn
to be born
ben geboren
to be called
heten
to come in
binnenkomen
to go
gaan
to greet
groeten
to know
weten
to last
duren
to live (somewhere)
wonen
to set
zetten
wait
wachten
wake
wakker
want
willen
will/shall
zullen
work
werken
write
schrijven
offer
aanbieden
wear
aanhebben/dragen
arrive (place)
aankomen
gain weight
aankomen
mean
bedoelen
see
bekijken
order
bestellen
pay
betalen
care
bezorgen
enter
binnengaan
come inside
binnenkomen
share
delen
press/squeeze
drukken
look like
uitzien
cycle
fietsen
bake
gebakken
to be right
heb gelijk