Decentraal bestuur Flashcards
Soorten decentralisatie
Territoriaal -> gemeenten
Functioneel -> op een specifieke functie, zbo’s bijv.
Territoriaal en functioneel -> waterschappen
Twee vormen van decentraal bestuur
Medebewind: uitvoering van beslissingen op rijksniveau, geen vrije keuze voor bestuur
Autonomie: gemeenten mogen zelf verordeningen vaststellen die zij in het belang van de gemeente nodig acht. Art. 124 lid 1 Gw. Vraag is hier: wat zijn de grenzen?
Vormen van toezicht op decentraal bestuur
- Repressief toezicht: schorsing en vernietiging
- Preventief toezicht: goedkeuring
- Positief toezicht: indeplaatsstelling, dwingend gedrag opleggen
- Overleg
- Meldingsplicht
Grenzen van autonoom bestuur:
- Bovengrens: geen strijd met hogere regelgeving
- Benedengrens: niet te diep ingrijpen op het privéleven van burgers
Verordening moet altijd het openbaar belang dienen en niet treden in de bijzondere belangen van ingezetenen - Territoriale grens: alleen binnen territorium gemeente
- Zijgrens: niet raken aan regelgeving van gelijke wetgever (bij gemeenten: waterschappen)
Bovengrens van autonoom bestuur: hoe bepalen?
Is de hogere regel posterieur (later/nieuwer) en hetzelfde onderwerp (object + motief)?
- Ja, dan vervalt lagere regel automatisch
Is de hogere regel anterieur (eerder/ouder) en hetzelfde onderwerp?
- Ja? Lagere regel kan blijven bestaan, tenzij in strijd met hogere regel
Is het onderwerp niet hetzelfde?
- Ja? Lagere regel kan blijven bestaan, tenzij doorkruising
Bestuursorganen hebben beslissingsruimte:
Beleidsruimte: ruimte voor een eigen belangenafweging
Wet geeft niet aan wanneer een bevoegdheid tot een positieve of negatieve toepassing moet leiden. Ook wel ‘kan’-bepalingen. Hoeft niet op een bepaald moment. Hierbij is de rechter terughoudend ten aanzien van de belangenafweging bij het toetsen. Gaat over belangenafweging
Beoordelingsruimte: uitleg van wettelijke regeling en vaststelling van feiten
Vage norm die in de praktijk moet worden gepreciseerd. ‘Naar het oordeel van…’. Gaat niet om een belangenafweging, maar bestuur moet beoordelen of bepaalde feiten of situaties onder de norm vallen. Gaat over interpretatie/kwalificatie van feiten