De Woorden Uit Th 9 Flashcards

1
Q

Advies

A

Raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Armoedezaaier

A

Heel arme persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Boomgaard

A

Stuk land met fruitbomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door het dolle heen zijn

A

Heel erg blij zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Grandioos

A

Geweldig, enorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Proclamatie

A

Plechtige bekendmaking van de resultaten van een examen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voldoen

A

Goed genoeg zijn, beantwoorden aan iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je zenuwen in bedwang houden

A

Je zenuwen de baas blijven, niet te zenuwachtig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De verkeerde kant opgaan

A

Dingen doen die niet bij je passen, die verkeerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ergens een stokje voor steken

A

Ervoor zorgen dat iets niet gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Iemand geen strobreed in de weg leggen

A

Niets doen om iemand tegen te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Iemand in je greep hebben

A

Ervoor zorgen dat iemand doet wat jij wilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de voetsporen treden van

A

Hetzelfde doen als iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je als een vis in het water voelen

A

Je heel goed voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met weinig rondkomen

A

Weinig geld hebben om van te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op het slechte pad raken

A

Dingen doen die niet bij je passen, die verkeerd zijn