De wervelkolom Flashcards

0
Q

Bespreek de wervelboog.

A

= arcus vertebrae

  • foramen vertebrale -> vormen canalis vertebralis met ruggemerg
  • basis craniaal en caudaal ingesnoert = incisura cran/caud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Bespreek het corpus vertebae

A

= ventraal deel wervel

  • extremitas cranialis(bol)/caudalis(hol)
  • verbonden met discus intervertebralis
  • crista dorsalis en ventralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het foramen intervertebrale.

A
  • gevormd door incisura cranialis en caudalis 2 opeenvolgende wervels.
  • nn. spinales naar buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het spatium interarcuale?

A

= ruimte tussen 2 wervelbogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is typisch aan halswervels (algemeen)?

A
  • zwakke spinaaluitsteeksels
  • sterk uitgebouwde en afgeronde gewrichtsuitsteeksels
  • dwarsuitsteeksels hebben canalis transversalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de foveae articulares craniales van de atlas?

A

= 2 diepe gewrichtsvlakken voor de achterhoofdsknobbels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen de atlas van een paard, carnivoren en een rund?

A

paard: onduidelijk tuberculum dorsale
rund: knobbelvormig tuberculum dorsale + geen foramen transversarium op atlasvleugels
carnivoren: atlasvleugels hebben incesura alaris ipv foramen alare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek het atlanto-occipitaal gewricht.

naam, gewrichten, banden,…

A

= articulatio atlanto-occipitalis

  • 2 ellipsgewrichten met elk 1 achterhoofdsknobbel en 1 voorste gewrichtsvlakte
  • verlengde merg tussen 2 gewrichtskapsels
  • membrana atlanto-occipitalis dorsalis
  • membrana atlanto-occipitale ventralis
  • lig. laterale sinister/dexter -> versterken gewrichtskapsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bespreek het membrana atlanto-occipitale dorsale

A

verbind dorsale atlasboog -> dorsale rand for. magnum + lateraal versmolten met gewrichtskapsels
-> sluit spatium atlanto-occipitale af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek het membrana atlanto-occipitale ventrale.

A

zwakkere membraan.

verbind ventrale atlasboog met met ventrale rand van for. magnum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verschilt de axis van de andere halswervels?

A
  • zeer lang wervellichaam
  • dens axis
  • scherpe crista axis
  • proc. transversus zwak ontwikkelt
  • basis dwarsuitsteeksel door for. transversum doorboord
  • incisura vertebralis cran. meestal gesloten tot for. vertebralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen de axis van het paard, carnivorn en het rund?

A

paard: crista axis = lang + gesplitst (caudaal)
dwarsuitsteeksel kort+ smal

carn: crista axis= cran en caud voorbij corpus
incisura vertebralis cran. niet gesloten+ zeer diep
dwarsuitsteeksel overschrijd einde lichaam

rund: crista axis = kort+ hoog+ rechthoekig
dens: kort en breed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bespreek het atlanto-axiaal gewricht.

A

= gewricht tussen atlas en axis

  • 1 gewrichtskapsel
  • dorsale ligamenten: - lig. interspinale = lig. atlanto axialis
    - membrana atlanto-axialis dorsalis
    - membrana tectoria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bespreek de banden van de tand van de axis.

A

RU en EQ: 2 banden van bovenvlakte tand naar bovenvlakte ventrale atlasboog -> voortzetting lig. longitudinale dorsale

  • lig. apicis dentis = overblijfsel notochord ; verbind apex dentis met pars basilaris van os occipitale

CARN en SU:

  • ligg. alaria -> zijranden tand met achterhoofdknobbels of onderrand for. magnum
  • ligg. transversa atlantis -> dens axis naar laterale zijde atlas

ventrale ligamenten:
- lig. atlanto-axiala ventrale : tuberculum ventrale (atlas) met crista ventralis (axis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek het lig. atlanto-axialis dorsalis.

A

= lig. interspinale

verbind tuberculum dorsale atlas met voorzijde proc. spinosus van axis. is voortzetting van lig. supraspinale tussen andere wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek het membrana atlanto-axiale dorsalis.

A

loopt tussen caudale rand arcus dorsalis atlas en craniale rand van arcus axis. wisselt vezels uit met gewrichtskapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bespreek het membrana tectoria.

A

verbind bovenzijde wervellichaam axis met onderzijde van foramen magnum. versterkt gewrichtskapsel + beschermt ruggemerg.
verbonden met lig. longitudinale dorsale en ligg. transversa atlantis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is er typisch aan de wervelboog bij de halswervels?

A
  • diepe incesura vertebralis cran. en caud. -> wijd for.intervertebrale voor spinale zenuwen
  • spatium interarculare bij carn. zeer nauw
18
Q

Bespreek de dwarsuitsteeksels bij de halswervels.

A

= proc; transversus.

  • voorste knobbel : tuberculum ventrale processi transversi -» dicht bij corpus. Bij C6 uitgegroeid tot laten (= lamina ventralis)
  • achterste knobbel : tuberculum dorsale processi transversi
  • for. transversarium aan basis dwarsuitsteeksel -» vormen allen canalis transversalis
19
Q

Bespreek de halswervels bij het paard.

A
  • lang wervellichaam
  • tuberculum dorsale ipv spinaaluitsteeksels
  • dwarsuitsteeksels smal en caudolateraal gericht
  • tuberculum ventrale proc transversum smal en craniaal gericht
20
Q

bespreek de halswervels bij runderen.

A
  • kort en breed wervellichaam
  • spinaaluitsteeksels meer uitgesproken + caudaal gericht
  • dwarsuitsteeksels knobbelvormig en dwars gericht
21
Q

Bespreek de halswervel bij de carnivoren.

A
  • lichaam wordt steeds langer C3->C7
  • extremitas cran en caud slechts crista ventralis sterk bij C3< C4C6
  • dwarsuitsteeksel smal
22
Q

Hoe herken je de overgangswervel C7?

A

-kenmerken van zowel hals als thoracale wervels:

HALSWERVEL: 
* Bolle extremitas cran.
* holle extremitas caud.
* grote proc. articulares
THORACALE WERVEL:
* kort lichaam
* geen for. trasversium
* lang spinaaluitsteeksel
* kort dwarsuitsteeksel zonder tuberculum ventrale
** corpus bevat fovea costalis caud.
23
Q

vergelijk de verschillende overgangswervels bij de verschillende diersoorten.

A

CARN: kort, scherp spinaaluitsteeksel
RUND: breed, lang spinaaluitsteeksel
EQ: kort, scherp spinaaluitsteeksel

24
Q

hoeveel ruggenwervels hebben volgende diersoorten?

eq, su, ru, carn, cun, ho?

A
eq= 18
su=14
ru=13
carn= 13
cun= 12
ho=12
25
Q

Wat is typisch voor het corpus van de ruggenwervels?

A
  • zwakke crista ventralis
  • fovea costalis cran en caud voor rib
    - > diep vanvoor, zwak naar achter toe
    - > fovea costalis caud ontbreekt bij laatste rugwervel
26
Q

Bespreek de spinaaluitsteeksel bij de rugwervels.

A
  • zeer hoog thv de schoft
  • eerste caudaal gericht, laatste craniaal gericht. loodrechte proc. spinosus = verterbae anticlinalis(= diafragmatische wervel; aanhechting diafragma)
  • vrije uiteinden verdikt = tuberositas spinalis
  • bevat kraakbeenkap bij jonge dieren
27
Q

Wat zijn proc. mammilares?

A
  • komt alleen voor bij rug en lendewervels
  • zijn craniaal gericht
  • leunen aan bij proc. transversus, meer caudaal: bij voorste gewrichtsuitsteeksel
28
Q

bespreek de openingen in de ruggewervels.

A

incisura vertebralis cran en caudalis
* cranialis: klein
* caudalis: diep, soms afgesloten tot for. vertebralis (Bo.)
foramina intervertebralia:
* zeer wijd(C7,T1,T2) andere zeer klein
* geen spatia interarcularia wanr bogen schuiven over elkaar

29
Q

Wat is er typisch voor oudere paarden thv de spinaaluitsteeksels van de ruggenwervels?

A

kraakbeenkap op proc; spinosus verbeent en er ontstaat een tuberositas spinalis

30
Q

Hoeveel lendenwervels hebben volgende diersoorten?

carn, cun, eq, ru, su, ho?

A
carn= 7
cun= 7
eq=6 -> arabische volbloed 5
ru= 6
su=6
ho=5
31
Q

Wat is het spatium lumbosacrale, hoe wordt het gevormd + klinische relevantie?

A

= breed spatium tussen de laatste lendewervel en het sacrum

= goede plaats voor epidurale anesthesie

32
Q

wat is er zo bijzonder aan de gewrichtsuitsteeksels thv de lendewervels?

A
  • gewrichtsuitsteeksels staan sagitaal waardoor zijdelingse bewegingen worden verhinderd.
  • craniale gewrichtsuitsteeksels (bji laatste L) versmolten met proc; mamilares = proc. mamilo-articularis
33
Q

Wat zijn proc. accessori?

A
  • komen voor bij honden op de lendenwervels

- staan caudaal gericht

34
Q

Wat is er speciaal aan de wervellichamen bij de sacraalwervels?

A
  • vergroeien door verbening tussenwervelschijven = os sacrum
  • driehoekige vorm (4 hoekig bij CARN)
  • vertonen aan onderzijde dwarse groeven = lineae transversae
  • craniovertrale rand 1e wervellichaam steekt meestel kamvormig uit= promontorium
35
Q

Wat is speciaal aan de spinaaluitsteeksels van de sacraalwervels?

A

zijn caudaal gericht en soms vergroeit tot kam

36
Q

Wat is er speciaal aan de transversaal uitsteeksels bij de sacraalwervels?

A
  • vergroeien bilateraal tot pars lateralis
  • craniaal deel pars lateralis vormt ala sacralis
    - > gescheiden van corpus door incesura alae ossis sacri
    - > bovenvlakte= gewrichtsvlakte voor os ilium= ilio-sacraal gewr.
  • bovenvlakte pars lateralis= ruw= facies dorsalis
  • ondervlakte pars lateralis= glad= facies pelvina
  • door versmelting forr. intervertebralia gedeelt in forr. sacralia dorsalia ventralis en dorsalis
37
Q

Wat is het verschil tussen de sacraalwervels van een paard en een rund?

A

PAARD: - alleen aan basis vergroeide spinaaluitsteeksels+uiteinden verdikt tot tuberositas spinalis
- pars lateralis draagt crista sacralis lateralis
RUND: - spinaaluitsteeksels over de ganse lengte vergroeid
-> uiteinden vormen crista sacralis mediana
- gewrichtsuitsteeksels versmelten tot crista sacralis intermedia -» deelt forr. sacralia dorsalia in 2 delen

38
Q

hoeveel staartwervels hebben volgende diersoorten?

ov, cap, eq, bo, car, su?

A
ov= 3-24
cap=12-16
eq= 15-21
bo= 18-20
car= 20-23
su= 20-23
39
Q

wat is de procc. hemales?

A

komt voor bij carnivoren en koeien, ventraal ophet wervellichaam van de staartwervels

40
Q

geef de lange banden van de wervelkolom.

A
  • lig. longitudinale ventrale: onderzijde wervellichaam en tussenwervelschijven, van laatste Th tot sacrum
  • lig. longitudinale dorsale: op bodem wervelkanaal, van axis tot sacrum
  • lig. supraspinale: voortzetting nekstreng over de spinaaluitsteeksels, van schoft tot sacrum. Bij EQ en RU kapvormig verbreed (= pars cucullaris)

-Lig; nuchae: van achterhoofd naar schoft 2 delen:
-> funiculus nuchae: pare nekstreng (niet bij fe en su)
van occiput naar 2e spinaal
-> lamina nuchae= pare nekplaat

-

41
Q

Geef de korte banden van de wervelkolom.

A
  • ligg. interarcualia: overbruggen spatia interacualia
  • ligg. interspinale: fibreuze banden tussen spinaaluitsteeksels in rug en lendenstreek
  • ligg; intertransversalia: banden tussen transversaaluitsteeksels lendewervels
42
Q

Wat is de bursa subligamentosa supraspinalis?

A

= bursa cucularis

= slijmbeurs onder de pare nekstreng van het lig. nuchae tussen atlas en axis bij het paard