De jurist Flashcards

1
Q

Op welke vraag geeft een jurist antwoord?

A

Mag dit?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is eigenlijk het belangrijkste van de embryo wet?

A

Dat onderzoekers 14 dagen hebben om onderzoek te doen naar embryo’s, maar vallen sommige dingen wel onder embryo’s?
Ook is het belangrijk dat er geen opzette genetische modificatie mag plaatsvinden in kiembaancellen als hier een zwangerschap mee tot stand wordt gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mag je embryo’s creëren om onderzoek mee te doen?

A

Nee. Dit is het kweekverbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom hebben we een kweekverbod?

A
  • Omdat we niet uit de pas willen lopen met andere landen.
  • Omdat het niet noodzakelijk wordt geacht.
  • Omdat het een grotere inbreuk op het respect voor menselijk leven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 rechtsgebieden?

A

strafrecht, privaatrecht en tuchtrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt strafrecht in?

A

Staat v.s. burgers.
De straf is een celstraf of boete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt privaatrecht in?

A

Het aansprakelijkheidsrecht.
Burgers onderling
De straf is vaak een schadevergoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt het tuchtrecht in?

A

Beroepsgroep
De straf is het kwijtraken van een titel, schorsing of berisping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt een embryo gezien in onze maatschappij?

A

Als een menselijk leven zonder juridische persoonlijkheid. Dit houdt in dat het geen rechten heeft, maar dat er wel bepaalde regels aan vast zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 4 stadia in de embryowet?

A
  1. conceptie - nidatie (14 dagen)
  2. nidatie - levensvatbaarheid
  3. levensvatbaarheid - geboorte
  4. geboorte - dood.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het rechtspositivisme?

A

Dat recht duidelijkheid moet bieden en je dus de regels goed op moet volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het rechtsrealisme?

A

Dat het recht een instrument is en er een wisselwerking is tussen het recht en de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het rechtsmoralisme?

A

dat recht rechtvaardig moet zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 kernwaarden van recht?

A

Rechtszekerheid, rechtvaardigheid en doelmatigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke kernwaarde hoort rechtspositivisme?

A

Bij rechtszekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke kernwaarde hoort rechtsrealisme?

A

Bij doelmatigheid

17
Q

Bij welke kernwaarde hoort rechtsmoralisme?

A

Bij rechtvaardigheid

18
Q

Welke interpretatiemethoden zijn er? (3)

A

grammaticaal, teleologisch en systematisch

19
Q

Wat houdt een grammaticale interpretatie in?

A

Dat de wettekst letterlijk opgevat wordt.

20
Q

Wat houdt een teleologische interpretatie in?

A

Dat er wordt gekeken naar het doel van de wet.

21
Q

Wat houdt een systematische interpretatie in?

A

Dat er gekeken moet worden naar de samenhang met andere regels, wetten en rechtssystemen.