Darm, lever, pancreas Flashcards

1
Q

Eerste gedeelte duodenum

A

Ampulla duodeni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Maagportier

A

Pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Galblaasbuis

A

Ductus cysticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alvleesklierbuis

A

Ductus pancreaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opening waar ductus cysticus en ductus pancreaticus uitmonden

A

Papil van vater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kringspier van de papil van vater

A

Sphincter Oddi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de dunne darm worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed en via de …… naar de lever vervoert

A

Poortader / Vena Portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In de dunne darm worden grote moleculen opgenomen in de lymfe via de ……?

A

Ondersleutelbeenader / Vena subclavia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hormoon dat zorgt voor opname van koolhydraten

A

Encretine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hormoon dat zorgt voor opname van alle voedingsstoffen

A

Pro secretine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hormoon dat zorgt voor opname vetten

A

Cholecystokinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Exocriene werking Pancreas

A

Sap afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Endocriene werking Pancreas

A

Hormonen afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke hormonen geeft de pancreas af?

A

Alfa cellen -> Glucagon
Bèta cellen -> Insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar worden de hormonen in de Pancreas afgegeven?

A

Eilandjes van Langerhans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zorgt insuline voor?

A

Opname van glucose in de cellen.
Gevolg -> bloedsuikerspiegel daalt

17
Q

Hoe en waar kan glucose opgeslagen worden?

A

Als cellen vol zitten zet insuline de glucose om in glycogeen, zo kan de glucose opgeslagen worden in de Hepar. Zit de hepar vol? Dan wordt de glycogeen omgezet in vet.

18
Q

Wat doet je pancreas als je bloedsuikerspiegel te laag is?

A

Glucagon produceren, hierdoor kan de Hepar de opgeslagen glycogeen weer omzetten in glucose, dit kan weer afgegeven worden aan het bloed waardoor de bloedsuikerspiegel weer stijgt.

19
Q

Leverlobje

A

Lobulus Hepaticus

20
Q

Driehoekje Kiernan

A

Op elk hoekje van een leverlobje zit een vertakking van;
- Poortader / Vena Portea
- Leverslagader / Arteria Hepatica
- Galkanaaltje

21
Q

Functie Poortader Hepar

A

Aanvoer voedingsstoffen

22
Q

Functie Arteria Hepatica

A

Aanvoer CO2 rijk bloed

23
Q

Functie Galkanaaltje

A

Afvoer gal via galgangen naar leverbuis en galblaas

24
Q

Glycogenese

A

Glucose omzetten in Glycogeen mbv insuline

25
Q

Glycogenolyse

A

Glycogeen omzetten in glucose mbv glucagon en adrenaline

26
Q

Lipogenese

A

Omzetten glucose in vetten

27
Q

Glucogeogenese

A

Eiwitten en vetten omzetten tot glucose mbv adrenaline & hydrocortison

28
Q

Functies Hepar

A
  1. Opslag
  2. Glucosestofwisseling
  3. Vetstofwisseling
  4. Eiwitstofwisseling ; mbv aminozuren
  5. Vitaminestofwisseling
  6. Ontgifting
  7. Bloedreservoir
  8. Warmtebron
29
Q

Functie Vesica Biliaris

A
  • Opslag gal
  • Indikken gal
  • Vetvertering
30
Q

Weg van Galvorming van Hepar tot duodenum

A

Gal wordt gevormd in de hepar -> ductus hepaticus -> ductus cysticus -> vesica biliaris -> dutus choledocus -> Papil van Vater -> Duodenum

31
Q

Bloedvoorziening Darmen

A

Aanvoer; Bovenste en onderste darmslagader / Arteria mesenterica superior en inferior.
Afvoer; Poortader / Vena Portea
muv endeldarm, daar gaat de afvoer rechtstreeks naar de onderste holle ader/vena cava inferior

32
Q

Bloedvoorziening Lever

A

Aanvoer; Arteria Hepatica & Poortader / vena portea
Afvoer; 3 leveraders / vena hepatica
en vanuit daar naar de vena cava inferior

33
Q

Bloedvoorziening Pancreas

A

Aanvoer; Bovenste darmslagader / Arteria mesenterica superior
Afvoer; Poortader / vena portea

34
Q

Binnenste buikvlies

A

Peritoneum visceralis

35
Q

Buitenste buikvlies

A

Peritoneum pariëtalis

36
Q

Functie peritoneum

A

Dun vlies wat vocht produceert en wrijvingen van bewegende organen opvangt

37
Q

Intraperitoneale organen

A

Gaster, Hepar, Vesica biliaris & ductus, ileum, jejenum, appendix, colon transversum, sigmoïd.

38
Q

Retroperitoneale organen

A

duodenum, pancreas, colon ascendens, colon descendens

39
Q

Subperitoneale organen

A

Rectum