D2-2 test je kennis over associatief leren Flashcards
Welke termen behoren bij klassieke conditionering?
a) contingentie
b) neutrale stimulus
c) oriënteringsreflex
d) stimulusgeneralisatie
e) Thorndike
f) negeren
b) neutrale stimulus
c) oriënteringsreflex
d) stimulusgeneralisatie
Als je complex gedrag wil aanleren in stapjes is klassieke conditionering een goede keuze
a) niet waar
b) waar
a) niet waar
Deze termen behoren bij operante conditionering
a) passief leerproces
b) onvoorwaardelijke reflex
c) consequente controle
d) contiguïteit
e) respons-substitutie
f) instrumenteel gedrag
a) passief leerproces
c) consequente controle
e) respons-substitutie
f) instrumenteel gedrag
Bij deze contingentie voeg je een gevolg toe aan een gedrag dat als negatief ervaren wordt met als doel het gedrag te verminderen
a) positieve straf
b) negatieve straf
c) positieve bekrachtiging
d) negatieve bekrachtiging
a) positieve straf
Na klassieke conditionering wordt de onvoorwaardelijke respons, voorwaardelijke respons
a) niet waar
b) waar
b) waar
Een manier van werken waarbij je gebruik maakt van symbolische bekrachtigers die geconditoneerd zijn.
a) differential reïnforcement of other behavior
b) token economy
c) chaining
d) shaping
b) token economy
Klassieke conditionering is gebaseerd op reflexleren.
a) waar
b) niet waar
a) waar
In welke situatie zal uitdoving het langst op zich laten wachten?
a) klassieke conditionering
b) operante conditionering
c) partiële bekrachtiging
d) chaining
c) partiële bekrachtiging
Als ik geen geld in de parkeermeter steek krijg ik soms een boete; maar zeker niet elke keer. Het parkeerbedrijf van Antwerpen leert mij te betalen door:
a) variabele verhoudingsprocedure
b) gefixeerde intervalprocedure
c) gefixeerde verhoudingsprocedure
d) variabele intervalprocedure
a) variabele verhoudingsprocedure