Cytologie Flashcards
Wat zijn polykaryocyten?
Dit zijn cellen met meerdere celkernen.
Wat is chromatine?
Dit zijn alle chromosomen bij elkaar in de interfase.
Wat is het verschil tussen euchromatine en heterochromatine?
Dit bestaat uit meer toegankelijke actieve delen van chromosoomfibrillen. Het bestaat uit genen die tot expressie komen in de cel. Het is weinig elektronendens, hierdoor ziet het er lichter uit op de elketronenmicroscoop.
Heterochromatine is dichter opeengepakt chromatine. Het zit vaak in grotere massa’s bij elkaar. Het is elektronendenser en daardoor donkerder op de elektronenmicroscoop. Er zijn hiervan 2 soorten: constitutief heterochromatine: dit zijn de stukjes van chromosomen die niet tot uiting komen en dus altijd heterochromatisch zijn. Facultatief heterochromatine zijn de stukjes die in de ene cel wel en in de andere cel niet hetrochromatisch zijn.
Welke soorten van heterochromatine zijn er en wat is het verschil hiertussen?
Hiervan heb je constiutief en facultatief chromatine. Constitutief heterochromatine: dit zijn de stukjes van chromosomen die niet tot uiting komen en dus altijd heterochromatisch zijn. Facultatief heterochromatine zijn de stukjes die in de ene cel wel en in de andere cel niet hetrochromatisch zijn.
Wat is de functie van de nucleolus?
De nucleolus is 1 - 3 µm groot. Het is een deel van de kern, niet omgeven door een eigen membraan. De nucleolus produceert pre-ribosomale subunits vanuit rRNA en ribosomale proteïnen. De nucleolus heeft 3 regio’s: de nucleaire organisator regio (NOR), de fibrillaire regio en den granulaire regio. In de NOR gebeurt de synthese van rRNA. De processing en de associatie van dit RNA met proteïnen gebeurt initieel in de NOR, dan in de fibrillaire regio en ten slotte in de granulaire regio. Het heterochromatine ligt vaak nauw tegen de nucleolus aan maar is er geen deel van.
De nucleolus volgt tijdens de karyokinese de celdeling van de chromosomen en verdwijnt op het einde van de profase. Aanhechtingsplaatsen blijven wel zichtbaar, dit is de nucleolaire zone. Een satelliet is het terminale gedeelte van chromosoom waar op het einde van de mitose een nieuwe nucleolus wordt gevormd.
Bespreek de nucleaire enveloppe.
- Dit is de kernmembraan. Deze is ongeveer 1 µm dik.
- Dit is de barrière tusen de kern en het cytosol.
- Het zijn twee parallelle membranen waartussen een perinucleaire ruimte zit. De buitense membraan is contiunue met het ER. Tegen de binnenmembraan zit de lamina densa. Deze is opgebouwt uit laminen, dit is een vorm van intermediaire filamenten.
- De openingen in de kernmembraan heten kernporiën, hierdoor gebeurt het transport in en uit de kern. De kernporiën zitten niet homogeen verdeeld en de hoeveelheid hangt af van de activiteit van de kern en wordt beïnvloed door hormonen. Ze bestaan uit specifieke eiwitten met daartussen een gat. Het transport is actief en gebeurd via een nucleair localisatiesignaal.
Transport van cytosol naar nucleus:
Het transport gebeurd via een nucleair import proces, aan de hand van een nucleair lokalisatiesignaal (NLS). Dit signaal werkt alleen op nucleaire proteïnen welke een signaalsequentie of een signaalpatch hebben. De NLS wordt herkent door nucleaire import receptoren en via de NLS binden ze op het proteïne. Ze kunnen ook ibnden aan nucleoporines (meest voorkomende klasse van kernporieproteïnen) De NLS bestaat uit 8-10 aminozuren. Deze moeten geheel overeenkomen met de receptor, dan gaan ze samen de cel in. Als ze door een mutatie niet meer overeenkomen, binden ze niet en blijven ze in het cytoplasma zitten.
1. importine α en β (gidseiwitten) binden samen aan het te vervoeren eiwit via de NLS.
2. Ze transporteren het door de kernmembraan naar het nucleoplasma.
3. Ran-GTP (molecule voor energietransport) bindt aan importine β waardoor het gehele complex uit elkaar valt. 4. Importine β en Ran-GTP gaan terug naar het cytoplasma, Importine α en het eiwit blijven in de kern.
5. Ran-GTPase-activerend eiwit ofwel Ran-GAP zorgt ervoor dan Ran-GTP omgezet wordt in Ran-GDP, hierbij gaat importine β los en wordt er een fosformolecule vrijgezet.
Transport van nucleus naar cytosol.
Transport van nucleus naar cyhtosol gebeurt aan de hand van een leucine-rijk nucleair export signaal (NES). Deze zorgt dat exportine-1 en Ran-GTP binden aan de proteïne. Exportine is het gidseiwit voor naar buiten de kern. Het gehele complex: ewiti, NES, exportine-1 en Ran-GTP gaan samen naar het cytoplasma. Hier zorgt Ran-GAP ervoor dat Ran-GTP omgezet wordt in Ran-GDP en hierbij valt het complex uit elkaar. Exportine-1 gaat ertug de kern in en wordt hier hergebruikt. Kleine moleculen kunnen door middel van passief transport in en uit de kern getransporteerd worden door diffusie. Grote moleculen gaan altijd d.m.v. actief transport.
Wat is de perinucleaire ruimte?
Dit is de ruimte die tussen de 2 parallelle membranen van de kernmembraan zit.
Wat zijn kernporiën?
Dit zijn de openingen in de kenrmembraan. Hierdoor gaat het transport in en uit de kern. De kernporiën zitten niet homogeen verdeeld over de membraan. De hoeveelheid kernporiën hangt af van de activiteit van de kern en wordt beïnvloed door hormonen. Ze bestaan uit specifieke eiwitten met daartussen een gat. Ze zijn 70-130 nm in diameter.
Wat is of wat doet de NLS?
Dit is het nucleair lokalisatiesignaal. Via deze gebeurd het nucleair import proces, dus van het cytosol naar de nucleus. Deze werkt alleen op nucleaire proteïnen die een signaalsequentie of een signaalpatch hebben. De NLS wordt herkent door nucleaire import receptoren en via de NLS binden ze op het proteïne. Ze kunnen ook ibnden aan nucleoporines (meest voorkomende klasse van kernporieproteïnen) De NLS bestaat uit 8-10 aminozuren. Deze moeten geheel overeenkomen met de receptor, dan gaan ze samen de cel in. Als ze door een mutatie niet meer overeenkomen, binden ze niet en blijven ze in het cytoplasma zitten.
Wat is importine α en β?
Dit zijn gidseiwitten die helpen bij het transport van het cytosol naar de nucleus. Ze binden via NLS aan het te vervoeren eiwit en nemen het zo mee naar binnen in de kern.
Wat is exportine-1?
Exportine-1 is het gidseiwit voor naar buiten de kern. Exportine-1 en Ran-GTP binden via de NES aan de proteïne en zo gaat dit gehele complex via de kernmembraan naar het cytoplasma.
Wat is Ran-GAP?
Dit is Ran-GTPase-activerend eiwit. Dit zorgt ervoor dat als een proteïne de kern in of uit vervoerd is via een complex dat het Ran-GTP hiervan omgezet wordt tot Ran-GDP. Hierdoor valt het complex uit elkaar. Het eiwit is zo op de plaats van bestemming en de rest van het complex kan terug naar de plaats waar ze vandaan kwamen voor recyclage.
Hoe zijn ribosomen opgebouwd?
Ribosomen zijn opgebouwd uit 2 subeenheden. Er is een grote subeenheid (60s), deze bevat het 28s, 5,8s en het 5s rRNA. Er is ook een kleine subeenheid (40s), deze bevat het 18s rRNA. Beide subeenheden passen in elkaar en vormen zo het ribosoom.
Hoe vormt een ribosoom zich?
Ribosomale eiwitten worden vanuit het cytoplasma naar de kern gebracht. Daar hecten ze zich aan het pre-rRNA. Dan splitst het zich. Aan het ene deel wordt 18s rRNA en ribosomale eiwtten toegevoegd, gaat naar het cytoplasma en vormt zo de 40s subunit. Aan het ander deel wordt 5s, 28s en 5,8s rRNA toegevoegd, gaat naar het cytoplasma en vormt zo de 60s subunit.
Wat is telomerase?
Telomerase is een eiwit dat bij elke verdubbeling van genen een stukje van het gen afknipt welke niet belangrijk zijn. Zo wordt bepaald hoeveel keren een cel/gen kan delen. Als uiteindelijk een stukje afgeknipt zou moeten worden wat wel belangrijk is wordt de cel opgeruimd.
Wat is de functie van ribosomen?
In de ribosomen gebeurd de eiwitsynthese. Aan het begin van de eiwitsynthese hechten ze aan het begin van de mRNA keten, zo begint de translatie. Later worden de ribosomen die zijn voor het aanmaken van extracellulaire eiwitten naar het ER geleid. Dit gebeurd door specifieke signaalsequenties aan het amino-uiteinde van de polypeptideketen. Hierdoor komen deze polypeptideketens in het lumen van het ER terecht.
Integrale eiwitten worden in het membraan van het ER gebouwd. Na het aflezen van het mRNA vallen de polysomen en ribosomen uit elkaar en zodat ze opnieuw gebruikt kunnen worden.
Wat is rRNA?
Dit is ribosomaal RNA wat gevormd wordt in de nucleolus. De synthese van rRNA gebeurd in de nucleolaire organisator regio van de nucleolus. De processing van dit RNA en de associatie met eiwitten gebeurd eerst in de NOR, dan in de fibrillaire regio en ten slotten in de granulaire regio. Elk rRNA gen bevat 18s, 5,8s en 28s rRNA samen met overgeschreven spacersequenties. Deze genen zijn gescheiden door spacer-DNA wat niet overgeschreven is. Aan beide uiteinden zitten externe getranscribeerde spacers (ETS), ertussen zitten interne getranscribeerde spacers.
Vanuit het cytoplasma worden ribosomale eiwtitten naar de kern gebracht. Daar hechten ze zich aan het pre-rRNA. Dit splits zich op. Dan wordt er 5s rRNa toegevoegd samen met nog wat ander ribosomale eiwitten. Hierdoor ontstaan preribosomale partikels. Dan migreren de partikels uit de kern naar het cytoplasma. Zo ontstaan de 40s en 60s subunit.
Wat zijn cajal body’s?
Dit zijn granulaire structuren die voorkomen bij kernen met een hoge transcriptieactiviteit. Ze helpen bij het telomerase proces. Duo’s van cajal body’s zijn GEMs.
Bespreek het RER.
Dit is een opeenstapeling van membranen met tussenruimtes ofwel cisternen. het RER heeft ribosomen aan het buitenmembraan, het SER heeft geen ribosomen. Ribosomen kunnen gebonden zijn of vrij in het cytoplasma voorkomen. Het heeft een belangrijke rol in de biosynthes en een belangrijke bijdrage in de aanmaak van mitochondriale en peroxisomale membranen. Het is het startpunt van de synthese van gesecreteerde proteïnen. Het is de plaats waar de extracellulaire matrix in het begin wordt aangemaakt. Het SER kan blaasjes afgeven die vervoert worden naar het golgi-apparaat. ER is vaak veel aanwezig in kliercellen omdat deze cellen veel eiwitten maken. De eiwitten die gesynthetiseerd worden in de vrije ribosomen worden getransporteerd naar de nucleus, mitochondria of peroxisomen of blijven in het cytosol. Eiwitten gesynthetiseerd door membraan gebonden ribosomen worden, terwijl ze nog in de translatie zitten, getransporteerd naar het golgi-apparaat en daarna naar lysosomen, de plasmamembraan of naar de extracellulaire omgeving via secreetblaasjes.
De ribosomen gebonden aan het mRNA, die een speciale code hebben voor een signaalpeptide van een hydrofoob aminozuur, binden aan ER membraan. De signaalpeptide wordt herkent door een cytoplasmatisch signal recognatio particle waardoor deze aan een integraaleiwit van de ER-membraan kan binden. Dan wordt het eiwit gevormd en het signaalmolecule wordt eraf geknipt. Cisternennetwerken worden steeds geherorganiseerd. Motoreiwitten die gebonden zijn aan het cytoskelet trekken cisternen langs microtubuli om cysternen te vormen.
Wat zijn cisternen?
Dit is een opstapeling van membranen met tussenruimtes. Deze vind je in het RER.
Bespreek de ribosomen van het ER.
In het RER zitten de ribosomen aan het buitenmembraan. Het glad ER heeft geen ribosomen. De ribosomen in het RER kunnen gebonden zijn of vrij in het cytoplasma voorkomen. De eiwitten die gesynthetiseerd worden in de vrije ribosomen worden getransporteerd naar de nucleus, mitochondria of peroxisomen of blijven in het cytosol. Eiwitten gesynthetiseerd door membraangebonden ribosomen worden, terwijl ze nog in de translatie zitten, getransporteerd naar het golgi-apparaat en daarna naar lysosomen, de plasmamembraan of naar de extracellulaire omgeving via secreetblaasjes. De ribosomen gebonden aan het mRNA, die een speciale code hebben voor een signaalpeptide van een hydrofoob aminozuur, binden aan ER membraan.
Wat is een signal recognatio particle in RER?
De ribosomen gebonden aan het mRNA, die een speciale code hebben voor een signaalpeptide van een hydrofoob aminozuur, binden aan ERmembraan. De signaalpeptide wordt herkent door het cytoplasmaitsche signal recognation particle, waardoor deze aan een integraaleiwit van de ERmembraan kan binden. Het eiwit wordt gevormd en de signaalmolecule wordt eraf geknipt.
Wat is het verschil tussen proteasomen en lysosomen?
Proteasomen breken lichaamseigen eiwitten af en hebben geen membraan. Lysosomen breken vreemde stoffen af van buitenaf en hebben wel een membraan.
Wat doen proteasomen?
Bij een fout door misvorming of verkeerde translatie van een eiwit worden deze eiwitten weer afgebroken door proteasomen. Ubiquitine leidt het verdkeerde eiwit naar het proteasoom en daar wordt het in stukjes geknipt. De bouwstenen kunnen hergebruikt worden. Proteasomen hebben geen membraan.