CULT Flashcards

1
Q

van wat is de politieke participatie van de burgers afhankelijk?

A

Onderwijsniveau, geslacht , leeftijd , gezinssituatie, Urbanisatiegraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie stelde de participatiepiramide op?

A

Lester Milbrath

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke cathegorieren verdeelde Lester Milbrath zijn participatiepiramide

A

in Gladiators, Spectators en Apathetics

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat stelt de categorie galdiators voor?

A

mensen die heel sterk betrokken zijn bij politiek en heel actief deelnemen aan politieke processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stelt de categorie spectators voor?

A

minieme mate actief in de politiek maar stellen er zich wel voor open.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat stelt de categorie Apathetics voor?

A

mensen die zich volledig onthouden van enige vorm van politieke participatie (=de grootste groep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste vorm van politieke participatie

A

verkiezingen, maar daarvoor nood aan kiesrecht en stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belgie?

A

een representatieve democratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een representatieve democratie

A

dat is wanneer belgische staatsburgers op gezette tijden via het kiesrecht bepalen wie hen vertegenwoordigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de voorwaarden van te mogen stemmen

A

De burgers:
-moeten de belgische nationaliteit hebben
-minste 18 jaar zijn op dag van verkiezing en 16 voor europees
-ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een gemeente van het kiesgebied
-mogen niet uitgesloten zijn vanwege criminele feiten/ handicap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is er in belgie dat in tegenstelling is tot bijna alle landen in belgie?

A

er is geen stemrecht maar wel een opkomstplicht. dankzij artikel 62

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is artikel 62?

A

De stemming is verplicht en geheim.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is er nog stemplicht?

A

In cyprus, Griekenland en Luxemburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom spreekt mn eerder van opkomstplicht ipv stemplicht

A

Omdat de stemming geheim is en het onmogelijk is om te controleren of een stem daadwerkelijk werd uitgebracht op het moment dat de stembrief in de stembus valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van opkomstplicht

A

Dat er sancties volgen als je niet stemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zou er gebeuren moest er geen opkomstplicht meer zijn

A

dan zou open VLD en groen meer stemmen krijgen omdat de hooggeschoolden dan wel stemmen en VB en Vooruit zouden stemmen verliezen/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef de argumenten due voor de opkomstplicht zijn

A

-stemmen is een zaak van rechten maar ook van plichten
-wanneer je de opkomstplicht afschaft zullen er nog minder mensen gaan stemmen
-wanneer stemmen niet meer verplicht zijn komen laageschoolden en sociale zakkeren niet meer opdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de argumenten contra opkomstplicht

A

-politici worden gedwongen om kiezers te lokken naar de stembus
-Opkomst plicht verdoezeld de onverschilligheid van de burgers
-Opkomstplicht is nadelig voor vrouwelijke politici want burgers stemmen vaker voor mannelijke politicis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

sinds wanneer bestaat de algemene stemrecht in belgie?

A

sinds 1948

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

leg het evolutie van stemrecht uit in belgie

A

Fase 1: Cijnskiesrecht (1830-1893)
=> enkelmannelijke burgers stemmen die ouder dan 25 jaar zijn en een bepaalde hoeveelheid belasting of cijns betalen. Dus alleen rijke burgers hun stem telde. 1% van de bevolking maar bracht zijn stem uit

FASE 2: Algemeen meervoudig stemrecht voor mannen (1893-1918)
=> Alle mannelijke burgers kregen minstes 1 stem. Sommige 2 of 3 afhankelijk van cijns of opleiding. Mannendie gezinshoofd waren konden rekenen op extra stem. Opkomstplicht : 25 J

FASE 3: Algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen (1918-1948)
=> elke mannelijke burger 1 stem , opkomstplicht verlaagds naar 21 jaar. Nieuwe wet in 1920 = vrouwen voor het eerst inspraak maar beperkt, enkel uitbrengen tijdens gemeenteraadsverkiezingen. Oorlogsweduwen en moeders van gesneuvelde soldaten kregen stemrecht voor het parlement.

FASE 4: algemeen enkelvoudig stemrecht (1948-nu)
ook vrouwen kunnen hun stem laten gelden op alle niveau van de belgische politiek. In 1981 werd leeftijdsgrens van 21 -> 18.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doet het kiessysteem

A

legt de manier vast waarop de volksvertegenwoordigers worden gekozen. Het bepaalt voor een groot stuk hoe het parlement is samengesteld en welk type bestuur een land heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de classificatie van de belangrijkste kiessystemen

A

Uninominale = Relatieve meerderheid en Absolute meerderheid
Plurinominaal= Relatieve meerderheid en Evenredige vertegenwoordiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen uninominale en plurinominale kiessystemen

A

het aantal zetels dat op hetzelfde moment wordt toegewezen. Dat gebeurt in uninominale kiessysteem 1 voor 1, wanneer het grondgebied in kieskringen is opgedeeld kan er in elke kieskring maar 1 zetel worden gewonnen. In plurinominale systemen worden meerdere zetels tegelijkertijd verdeeld. Per kieskring zijn er dan meerdere zetels te winnen.

Bij een relatieve meerderheid (plurality) moet de winnaar meer stemmen hebben gehaald dan de andere deelnemers. Bij een absolute meerderheid (majority) moet de winnaar niet alleen de grootste zijn maar ook meer dan de helft van de stemmen hebben gehaald. Bij evenredige vertegenwoordiging betektn dat alle uitgebrachte stemmen ook daadwerkelijk meetellen om de zetelverdeling te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de paritaire samenstelling

A

Gelijke verdeling van M en V op de kieslijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Geef meer uitleg over het Uninominaal-relatieve meerderheid

A
  • het meest eenvoudig, ‘first past the post’
    -grondgebied wordt opgedeeld in verschillende kiesdistricten en binnen elk district is er telkens 1 zetel te winnen
    -voorbeeld : GB: kamer van Volksvertegenwoordigers (=house of commons) 650 ZETELS!
    -premier van GB = rishi sunak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geef meer uitleg over uninominaal-absolute meerderheid

A

-kiessysteem ong zelfde als uninominaal relatieve meerderheid waarbij dremepl om de verkiezingen te winnen iets hoger zit: alleen kandidaat of de lijst die meer dan de helft van de stemmen krijgt kan als overwinnaar uit de bus komen.
-VB: frankrijk de Assemblé Nationale; het lager huis in het tweekamerparlement bestaat uit 577 zetels. FR grondgebied opgedeeld in 577 kieskringen. Elk kieskring = 1 zetel
- kandidaat die in kieskring de absolute meerderheid van de stemmen heeft gaat naar Assemblé Nationale
=> stel dat geen enkele kandidaat 50% haalt dan tweede ronden; degenemet meer dan 12,5% stemmen gaan nar 2de ronde, als er meer dan 2 kandidaten naar 2de ronde gaat voldoet een relatievve meerderheid om de zetel binnen te halen.
Tussen de twee ronden in sluiten de partijen onderlinge akkoorden. Partij die niet naar de 2de ronde gaat roept zijn stemmers op om voor bepaalde partij te stemmen.
->alleen 2 kandidaten met die het best scoren gaan naar 2de ronde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef meer uitleg over Plurinominaal-Relatieve Meerderheid

A
  • politieke partijen stellen per kiesdistrict niet 1 kandidaat maar een lijst van kandidaten. Lijst met grootst aantal stemmen wint verkiezingen in dat disctrit en krijgt alle zetels. = THE WINNER TAKES IT ALL
    -vb. VS; president niet rechtstreeks door bevolking gekozen maar door college van 538 grand electors/ kiesmannen. DAT ZIJN EVENVEEL als Huis van Afgevaardigden (435) en Senaat (100) en 3 extra zetels voor hoofdstad Washington DC
    -> Amerikaanse bevolking kiest de leden van dat kiescollege volgens principe van Winner Takes It All.

->bevolkingsaantal van elke staat bepaalt hoeveel kiesmannener te winnen zijn. VB in california 55 en Alaska maar 3. In elke staat wint de lijst met de meeste stemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe is het mogelijk dan een presidentkandidaat met de meeste stemmen (=popular vote) toch verliest?

A

VB HILARY EN TRUMP: Heel veel kiezers stemde op de lijsten van democratisch Clinton maar toch was Trump gewonnen omdat meer kiesmannen achter zijn naam stonden

29
Q

wat vindt er om de 10 jaar in de VS plaats

A

een volkstelling waarna het aantal kiesmannen per staat eventueel wordt aangeoast. Nadat de bevolking de kiesmannen hebben verkozen stemmen die kiesmannen voor de president.

30
Q

Hoeveel kiesmannen moet de VS president hebben om verkozen te worden?

A

270 kiesmannen

31
Q

Leg uit wat het plurinominaal-evenredige vertegenwoordiging is

A

betekent dat alle uitgebrachte stemmen ook daadwerkelijk meetellen voor de zetelverdeling.
-staat bekend als de proportionele vertegenwoordiging.
-partijen krijgen zetels op basis van hun aadeel in stemmen = proportie van tot aantal stemmen per partij.
-GEEN winnaar gezocht maar een evenredige verdeling.
-VB : Belgie en Nederland.
= tijdens verkiezingen In nl slechts 1 kieskring die volledige NL grondgebied mengeld. Zetels dus allemaal samen verdeeld door een QUOTUM of KIESDELER.
= tot aantal geldige uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door aantal zetels. 2de kamer telt 15O zetels

32
Q

welke soorten verkiezingen zijn er

A

Federale verkiezingen
Regionale verkiezingen
Lokale verkiezingen

33
Q

Geef meer uitleg over de federale verkiezingen

A

bestaat uit 11 kieskringen waarin 150 volksvertegenwoordigers worden gekozen: 5 vlaamse provincies, 5 waalse provincies en de kieskring Brussel Hoofdstad
-> Het aantal zetels per kieskring is niet gelijk verdeeld maar afhankelijk van het aantal inwoners per kieskring.

Na elke volkstelling kan het aantal zetels per kieskring aangepast worden. Sommige waalse kieskringen krijgen iets meer zetels om te vermijden dat waalse bevolking in minderheid is.

34
Q

Geef meer uitleg over regionale verkiezingen

A

vlaanderen opgedeeld in 6 kieskringen:
5 Vlaamse provincies en de kieskring Brussels Hoofdstad. In totaal in alle kieskringen 124 volksvertegenwoordigers

35
Q

Geef meer uitleg over lokale verkiezingen

A

-kleinere kieskringen: provinciedistricten
-aantal provincieraadsleden hangt af van het inwonersaantal.
-Doordat zaken zoals welzijn ,jeugd , sport en cultuur worden overgegeven van provincie naar lokale besturen of vlaamse overheid heeft dat een impact op het aantal provincieraadsleden, het slankt af. Sinds 2018 tussen 24- 29

36
Q

kwelk systeem word er gebruikt voor de gemeenteraadsverkiezingen in belgie

A

systeem imperiali = werkt met delereeks 2 3 4 5 ….
Nadeel: grote partijen bevoordeeld omdat kleinere partijen moeilijk om eerste zetel te behandelen.

37
Q

Wat is een kiesdrempel

A

een maatregel die belangrijke gevolgen heeft voor de evenredige vertegenwoordiging. sinds 2003 kiesdrempel van 5 % = zetels verdeeld worden onder de partijen die in een kieskring van 5% of meer van de geldige stemmen hebben behaald.

38
Q

Wat is turkije zijn kiesdrempel en waarom is die zo hoog?

A

10%, Om te vermijden dat kleine en extremistische partijen deel zouden uitmaken van het parlement.

39
Q

Wat is legislatuur?

A

periode waar belgen de kans krijgen om via verkiezingen mensen aan te duiden die hen tijdens een periode zullen vertegenwoordigen

40
Q

Geef de frequentie van elke bestuursniveau.

A

Gemeente = om de 6 jaar
Provincie = om de 6 jaar
Regionaal = om 5 jaar
Federaal = om 5 jaar
Euopees = om 5 jaar

41
Q

welke bestuursniveaus vallen tegelijkertijd?

A

federale en europese verkiezingen. omdat federale verkiezingen daarvoor om de 4 jaar plaatsvond werd federale verlengd tot 5 jaar.

42
Q

Wat zijn kieslijsten

A

partijtop stelt voor elke partij tijdens de verkiezingen de kieslijsten van elke keiskring samen. Ong 30 dagen voor verkiezingsdatum moeten ze het afgeven.

43
Q

Wat zijn de regels bij kieslijsten?

A
  1. Paritaire Samenstelling = evenveel mannen als vrouwen op kieslijsten
  2. Verplicht omde eerste twee plaatsen van de lijst te bezetten door een man een vrouw
    => dubbele genderquota

Sommige partijen willen nog verder gaan dan wat wettelijk vereist is en willen ‘ritsen” = zetten op hun kieslijst afwisselend een man en een vrouw.

44
Q

Wat zijn lijsttrekkers en lijstduwers?

A

Populairste koppen boven en onder
Lijsttrekkers = te zetelene en ook op een verkiesbare plaats staan.
Lijstduwers= met hun populariteit vooral de partij steunen zonder te zetelen

45
Q

Verklaar hoe de manier waarop de partij de zetels na de verkiezingen verdeelt wakkert om een strijd om de beste plaatsen op de kieslijst.

A

(systemen)
Gesloten lijsten = volgorde van de kandidaten op de lijst bepaalt wie verkozen wordt. Eerste op de lijst = eerste zetel
Open lijst = volgorde geen rol maar aantal behaalde stemmen van elke kandidaat van belang. Partij kiest wie op de lijst en Kiezer bepaalt wie eerst gekozen wordt.

46
Q

Welke systeem qua kieslijst bestaat er in belgie?

A

Een gemengd systeem: laat de kiezer toe om voorkeurstemmen uit te brengen waardoor dat lager geplaatste kandidaten hoger geplaatste kandidaten kan voorbijsteken.

47
Q

Wat zijn de verschillende manieren om te stemmen in het stemhokje

A
  1. geen voorkeur voor een bepaalde kandidaat = kleurt bolletje bovenaan de lijst van departij = LIJSTSTEM, geeft aan dat je akkoord gaat met volgorde vd partij
  2. Stem enkel voor voorkeurskandidaten en niet heel de partij kleurt bolletje van die kadidaten = VOORKEUR- of NAAMSTEMMEN
    ! voorwaarden ! bij het aanduiden van kandidaten binnen eenzelfde partij blijft.

meerdere voorkeursstemme van zelfde partij hetzelfde

48
Q

Wat staat er naast de effectievekandidaten op de kieslijst?

A

Opvolgers: houden zich beschikbaar wanneer een zetel vrijkomt als een effectieve kandidaat ontslag neemt overlijd of minister wordt.

49
Q

Wat gebeurt er na de verkiezing?

A
  1. Zowel wetgevende als uitvoerende macht moeten opnieuw samengesteld worden. (o.b.v verkiezingsresultaten).
50
Q

Wat is een samenwerkingsverband

A

COALITIE
= in Belgische kiessysteem onmogelijk om als partij absolute meerderheid van zetels te hebben ,daarom komen 2 of meer partijen vaak samen als coalitie. het gaat om partijen met dezelfde ideeen , filosofie…

51
Q

Wat zijn de partijen die samen een coalitie vormen?

A

De meerderheid. (= als je de zetels ervan optelt meer dan de helft dus +75 want in totaal 150 zetels)

52
Q

Wat zijn de partijen die niet in coallitie zitten?

A

Een oppositie

53
Q

Wat is de taak van de oppositie?

A

Om regeringsbeleid van de meerderheid kritisch analyseren. Toont zwakke plekke van regeingaan door regelmatig basis ministers/staatssecretarissen het moeilijk te maken via vragen. Op die manier kan de meerderheid niet zomaar doen wat ze wilt.

=> OPPOSITIE CONTROLEERT.

54
Q

Geef een voorbeeld waarbij een partij met de meeste zetels toch in de oppositie beland

A

vb. 2010 NVA : stapte niet in de coallitie omdat hun ideeen en filosofie te anders was in vergelijking met zijn eigen en ging dus in de oppositie.

55
Q

Hoelang was ooit een regeringsonderhandeling?

A

541 DAGEN

56
Q

Wat moeten de minister en koning doen na de verkiezingen?

A

een dag erna moet de minister zijn ontslag van zijn regering aanbieden aan de koning. De koning ontvangt dan de daaropvolgende dagen de voorzitters van Kamer en Senaat, de voorzitters van belangrijkste partijen en belangrijke personen uit politiek. Samen met hen kijk hij hoe er een nieuwe regering kan gevormd worden. Daarna duid de koning een informateur aan.

INFORMATEUR (=van belang als regeringsvorming moeilijk belooft te worden).
= gaat na hoe en met welke politieke partijen een coallitie/meerderheid kan gevormd worden. Hiervoor verzamelt hij info over alle partijen en brengt dan een verslag uit bij de koning en adviseert voor een formateur), als het niet een geval van een moeilijke regeringsvorming belooft te zijn duid de koning onmiddelijk al een formateur.

FORMATEUR= hij moet een regering vormen en wordt dan eerste minister.

57
Q

hoe noemt men de regeersperiode

A

het legislatuur

58
Q

Wat doen de partijen die een coallitie vormen?

A

Ze gaan samen rond een tafel zitten en maken afspraken over wat ze tijdens de komende regeerperiode (=legislatuur) willen realiseren. Dit gieten ze in een REGEERAKKOORD. Hoe minder partijen in de coallitie hoe vloter dit proces verloopt.

59
Q

Wat is de cordon sanitair en voor wat zorgde het

A

Het zorgt ervoor dat vlaams belang nog nooit werd betrokken bij regeringsonderhandelingen

60
Q

Wat gebeurd er nadat de partijen van de meerderheid het regeerakkoord hebben aanvaard?

A

Onderhandelen over de toewijziging van ministersporteufeilles en wanneer die ministers zijn aangeduid worden ze voorgesteld aan de koning en hij benoemd ze dan en zij leggen de eed af. Ministers dus niet altijd verkozen door burgers

61
Q

Wat gebeurt er na de eedaflegging?

A

de nieuwe eerste minister legt de regeringsverklaring af in de kamer van volksvertegenwoordigers en na een debat vindt er een vertrouwingsstemming plaats. Als de kamer het vertrouwen heeft gegeven aan de regering dan wordt het regeerakkoord uitgevoerd.

62
Q

Zijn ministers altijd verkozenen

A

neen. vb. eerste minister die nooit op kieslijst stond.

63
Q

Geef de samenstelling van het federale parlement

A

federale parlement bestaat uit 2 kamers = Kmaer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.
-De 150 volksvertegenwoordigers van de kamer worden sinds de verkiezingen van mei 2014 voor een termijn van5 jaar verkozen. Dat gebeurt in hun eigen kieskring. In de kamer zitten de parlementsleden per partij samen. Ze worden in dat geval politieke fracties genoemd.

-De senaat is sinds 2014 samengesteld uit 50 aangeduide senatoren uit deelstaatparlementen en 10 gecoopteerde senatoren. Vroeger werden ze verkozen maar sinds 2014 niet meer. VL parlement duid 29 senatoren aan en het parlement van de Franse Gemeenschap duidt er 10 aan en de Waalse Parlement 8, de frans taalgroep in brusselse parlement 2 en het parlement van de duitstalige gemeenschap 1. De10 andere gecooopteerde senatorenworden door deelstaatsenatoren van hun taalgroep aangeduid op basis van verkiezingsresultaten van de kamer.

64
Q

Welke rol heeft de senaat

A
  1. Adviserende rol: wanneer samenwerking noodzakelijk is tussen federale staat en deelstaten
  2. Bemiddelende rol: bevoegd om belangenconflicten te regelen.
65
Q

Op wat focust het senaat zich vooral vandaag de dag?

A

op de studie van grote maatschappelijk problemen en verbetering van de basiswetgeving

66
Q

Wat zijn de taken/functies van de Kamer van Volksvertegenwoordigers

A
  1. Wetgevende functie
    ->kamer bespreekt en stemt over juridische normen en richtlijnenen in onze samenleving.
67
Q

wat zijn de stappen die moeten plaatsvinden voordat er sprake is van een nieuwe wet.

A

Stap 1. Er is een maatschappelijk probleem of een burger stelt een vraag
Stap 2. Een minister dient een wetsontwerp in OF een volksvertegenwoordiger dient een wetsvoorstel in
Stap 3. Gespecialiseerde commissie bereidt het wetsontwerp/voorstel voor. Die voorbereiding kan tot aanvaarding verwerping of wijzing zorgen. De commisie maakt een verslag en bespreekt het.

Stap 4. Het commisieverslag vormt de basis om het ontwerp/voorstel in de vergadering te behandelen. Daarna volgt de stemming

68
Q
A